donderdag 2 september 2010

Etappe 6: Caravaca de la Cruz - Murcía (151km)

De zesde etappe is op papier vlak en lijkt dus gemaakt voor een koninklijke sprint in Murcía. De finale wordt echter opgefleurd door een venijnig klimmetje van tweede categorie met een hectische afdaling, waardoor naast sprinters ook een vroege vlucht of late aanval kans van slagen heeft in de stad van Alejandro Valverde.

Caravaca de la Cruz heeft 26.000 inwoners en ligt in de regio Murcía, zo'n 70km ten westen van de hoofdstad waar vandaag de eindstreep is getrokken. De stad ligt aan de rivier de Argos in het noordwesten van de regio, vlakbij de grens met Andalucía en Castilla u León.


Caravaca de la Cruz

Caravaca werd vermoedelijk in de 6e eeuw v.C. gesticht door een lokale Iberische stam, maar er is verder vrijwel niets over bekend van de geschiedenis voor de 13e eeuw. De stad heeft alles te danken aan een stukje hout, in 1231 zouden twee engelen zijn neergedaald om een al eeuwen uit Jeruzalem verdwenen relikwie te bezorgen aan een geestelijke in het dan nog onbeduidende plaatsje in het Taifa rijk Murcía. Het uitbundig versierde stukje hout wordt "La Santísima y Vera Cruz" genoemd en zou van het kruis van Jezus Christus afkomen. Na de christelijke verovering in 1266 werd Caravaca een bedevaartsoord vlak bij de grens met het Moorse Granada en kreeg het speciale bescherming van de "Orde van de Tempeliers", na het opheffen van deze legendarische ridderorde namen vergelijkbare Spaanse ridderorders de taken over. Het versierde relikwie is slechts een paar centimeter groot en staat opgesteld in de speciaal hiervoor tussen 1617 en 1703 gebouwde "Basílica del Real Alcázar de la Vera Cruz".


Basílica del Real Alcázar de la Vera Cruz

In 1998 kreeg Caravaca een heilige status toegekend van de paus die verder alleen aan Rome, Jeruzalem, Santiago de Compostela en Camaleño (een andere stad met een stukje van het "Lignum Crucis") is verleend. Het kreeg hiermee het recht om eens in de zeven jaar een "heilig jubileum" te vieren, het eerste heilige jaar was in 2003 en werd geopend door kardinaal Ratzinger (de huidige paus), meer dan een miljoen mensen bezochten de stad dat jaar, 2010 is het tweede "Año Santo". Hiernaast worden elk jaar van 1 tot 5 mei de "Fiestas Patronales en Honor a la Santísima y Vera Cruz de Caravaca" georganiseerd.


Het relikwie waar het allemaal om gaat

De plaatselijke voetbalclub Caravaca CF speelt op het derde niveau in Spanje (Segunda División B) en de volleybalclub CV Caravaca komt zelfs uit op het hoogste niveau (Superliga). De bekendste "Caravaqueños" zijn de zangeres Maria Trinidad (succesvol in de jaren '70, vorig jaar overleden) en de voetballer Miguel Ángel Ferrer, beter bekend als "Mista" (aanvaller Toronto FC, speelde o.a. voor Real, Valencia en Atletico, 2 interlands).

Er komen geen bekende wielrenners uit Caravaca dat nog nooit eerder startplaats van een Vuelta etappe was, wel was het twee maal aankomstplaats en beide keren won een Amerikaan: David Zabriskie in 2004 na een lange solo en Tyler Farrar won hier vorig jaar een massasprint. De rit van Farrar startte overigens in Murcía en wordt vandaag dus (weliswaar gedeeltelijk over andere wegen) in tegengestelde richting gereden. Caravaca is ook regelmatig aankomstplaats in de Vuelta a Murcía die jaarlijks begin maart wordt verreden, dit jaar won Robert Hunter er een massasprint.


Murcía is de zevende stad (437k), zevende provincie en tiende regio (1.4m) van Spanje, de regio bestaat uit slechts één provincie en de enige andere grote stad is de belangrijke havenstad Cartagena (212k). De hoofdstad zelf ligt aan de rivier de Segura, zo'n 35km uit de kust en 15km van de grens met de provincie Alicante (regio Valencia). De regio Murcía is één van de heetste en droogste gebieden van Europa en één van de weerstations hier heeft met 47.2 °C op 4 juli in 1994 het Spaans record in handen.


Murcía

Er is veel onduidelijkheid over de oorsprong van de stad, Romeinse bronnen spreken van een plaats genaamd Murtia, al is het niet zeker dat het hier ook daadwerkelijk om het huidige Murcía gaat. De traditionele opvatting is dat de stad in 825 werd gesticht als de Moorse stad Mursiya, zij gebruikten de Segura rivier om een zeer ingenieus irrigatiesysteem aan te leggen in het droge achterland, dit vormt nogal altijd de ruggengraat van het huidige irrigatiesysteem dat van Murcía een zeer belangrijke agrarisch gebied maakt. De stad groeide al snel uit tot één van de belangrijke steden in Al-Andalus en het scheidde zich al in 1011 als één van de eerste steden af van het kalifaat van Córdoba om een onafhankelijk Taifa rijk te worden. Het werd fel bevochten vanwege de vruchtbare gronden rondom Murcía en de zeer belangrijke (en veel oudere) havenstad Cartagena, het zou in 1065 haar onafhankelijkheid verliezen aan Valencia. In 1228 scheidde Murcía zich af van de Almohaden en werd opnieuw een onafhankelijk koninkrijk dat formeel pas in 1833 is opgeheven.

Murcía werd in 1266 veroverd door koning Jaime I van Aragón, hij stond het echter (zoals afgesproken in een verdrag uit 1172) af aan koning Alfonso X van Castilla, al werd het van 1296 tot 1304 toch weer bezet door Aragón. De havenstad Cartagena was zeer belangrijk voor Castilla, omdat het de enige havenstad aan de Middellandse Zee was (de rest van de kust was nog in handen van Aragón en het Moorse Granada). Cartagena is nu nog altijd de belangrijkste maritieme stad van het land en heeft na Barcelona de belangrijkste Spaanse haven aan de Middellandse Zee. Murcía was vooral belangrijk om de agrarische sector, ook kreeg het een universiteit en kathedraal. De "Catedral de Santa María" is tussen 1394 en 1467 gebouwd, de 93-meter hoge toren werd pas in de 18e eeuw toegevoegd. Het ligt aan het "Plaza del Cardenal Belluga", evenals het stadhuis en het paleis van de bisschop.


Catedral de Santa María

In de 14e en vroege 15e eeuw raakte Murcía in verval door diverse oorlogen met Aragón en Granada, waarbij de vijandelijke legers het agrarische gebied telkens veel schade toebrachten, tot overmaat van ramp werd de bevolking gedecimeerd door een paar uitbraken van de pest. Na de verovering van Granada en de vereniging van Spanje zou de stad en het omliggende gebied zich weer herstellen. De 19e eeuw verliep rampzalig voor de stad, ze werd in 1810 geplunderd door Franse troepen van Napoleon en in 1829 hard getroffen door een zware aardbeving waarbij 6.000 mensen omkwamen, bovendien braken er in de chaos na de beving epidemieën uit en daar kwam in 1897 nog een grote overstroming overheen. Het koninkrijk werd in 1833 formeel opgeheven, waarna het slechts een "gewone" provincie van Spanje werd al was deze nog wel een stuk groter dan de huidige provincie met o.a. de stad Albacete (sinds de invoering van autonome regio's in 1982 deel van Castilla-La Mancha).

De economie heeft zich in de vorige eeuw weer hersteld dankzij nieuwe landbouwtechnieken die voor veel grotere oogsten zorgde, het agrarische gebied rondom Murcía is vooral belangrijk voor de groente- en fruitteelt (tomaten, citroenen en sinasappels) en wordt ook wel de "Huerta de Europa" genoemd. Murcía is verder vooral een stad van ambtenaren en studenten, de in 1272 gestichte "Universidad de Murcía" is na Salamanca en Valladolid de oudste van Spanje en er studeren zo'n 38.000 studenten. Het "Aeropuerto de Murcía-San Javier" is zowel een militair als commercieel vliegveld en verwerkt jaarlijks bijna twee miljoen passagiers.


Huerta de Europa

De voetbalclub Real Murcía C.F. is in 1908 opgericht, speelde 18 seizoenen op het hoogste niveau en werd negen keer kampioen van de Segunda División (een record), maar degradeerde afgelopen seizoen naar de Segunda División B (derde niveau). De club speelt haar wedstrijden in het Nueva Condomina stadion dat een capaciteit van ruim 31.000 toeschouwers heeft. De zaalvoetbalclub ElPozo Murcia FS heeft meer succes, het werd nationaal kampioen in 1998, 2006, 2007, 2009 en 2010. De volleybalclub Murcía speelt zowel bij de heren als de dames op het hoogste niveau, de dames werden de afgelopen drie jaar zelfs kampioen én bekerwinnaar. Het gaat minder goed met de basketbalclub CB Murcía dat afgelopen seizoen uit de hoogste competitie degradeerde. Bekende "Murcíanos" zijn o.a. de 18e eeuwse politicus José Moñino (premier van 1777 tot 1792), civiel ingenieur Juan de la Cierva (uitvinder van de autogyro) en tennisser Nicolás Almagro (16e op de huidige ATP ranking).

Murcía is met 26 aankomsten en 25 starts één van de tien meest bezochte plaatsen in de Vuelta, in 1966 en 1999 ging de ronde hier zelfs van start met ritzeges voor respectievelijk Bruno Sivilotti (rit in lijn) en Igor González de Galdeano (proloog). De eerste aankomst was in de eerste Vuelta (1935) en werd gewonnen door Salvador Cardona, die in 1929 de eerste Spaanse winnaar van een Tour etappe was geworden. Andere grote namen op de erelijst zijn o.a. recordhouder Delio Rodríguez Barro (1941, 1942), Freddy Maertens (1977), Tom Steels (1996), Jeroen Blijlevens (1998, enige Nederlandse zege), Mario Cipollini (2002) en vorig jaar Simon Gerrans. Grote renners heeft dit de stad echter niet opgeleverd, de belangrijkste is ene Fulgencio Sánchez Montesinos die in de jaren '60 actief was en wat kleine wedstrijden won. De afgelopen jaren reden José Luis Martínez Jiménez (o.a. Comunidad Valenciana), Rubén Lorca en Eloy Teruel (Contentpolis-AMPO) in een profploeg.

In het verleden kwamen renners als o.a. Ignacio García Camacho (Spaans kampioen 1993), Jesús Montoya (Spaans kampioen 1995, 2 ritzeges Vuelta + 2e eindklassement 1992), Juan Carlos Guillamón (Spaans kampioen 2002) en José Cayetano Juliá (ritzege Vuelta 2004) uit deze regio. De enige winnaar van een grote ronde is Alejandro Valverde, hij komt uit een dorpje even buiten de hoofdstad, maar is geschorst en kan zijn Vuelta zege van vorig jaar dus niet verdedigen. Zijn voormalige ploeggenoten Luis León Sánchez Gil en José Joaquin Rojas Gil (Caisse d'Epargne) zijn nu de enige actieve profs uit de regio. Rojas Gil had ook nog een broer die wielrenner was: Mariano Rojas Gil was een groot klimtalent, maar overleed in 1996 op slechts 22-jarige leeftijd na een verkeersongeluk.




Het peloton rijdt de hele dag door de provincie Murcía en passeert na 51.3km Cieza, een echt wielerstadje waar o.a. de eerder genoemden García Camacho, Julia en de gebroeders Rojas Gil vandaan komen. Het enige obstakel van betekenis in deze korte "Spaans vlakke" rit is de Alto de la Cresta del Gallo (370m hoog, 4.4km á 6.7%) van tweede categorie, de top van deze klim ligt op 17.4km van de finish. De vrij gevaarlijke afdaling is een stuk steiler dan de klim: 2.4km á 9.2%.

Vorig jaar was er ook etappe naar Murcía met de "Hanenkam" in de finale, toen lag de top op slechts 11.5km van de finish en streed een kopgroep van 19 renners om de dagzege. Linus Gerdemann kwam met voorsprong als eerste boven, voor Beñat Intxausti die weer een voorsprong op de rest had, maar zowel de Duitser als de Bask kreeg een lekke band in de afdaling, waar Gerdemann ook nog eens onderuit ging. Na de afdaling reden plots vier man op kop om in Murcía te sprinten voor de rit: Simon Gerrans won voor Ryder Hesjedal, Jakob Fuglsang en Alexandre Vinokourov.

Het kan alle kanten op in deze etappe: de vroege vluchters maken zeker weer een kans, maar late aanvallers op de klim of een sprint met een (uitgedund) peloton behoort ook tot de mogelijkheden. De aankomst ligt op de Avenida de Miguel Induráin in een noordoostelijke buitenwijk van de stad, amper drie kilometer van het dorpje Las Lumbreras de Monteagudo waar Alejandro Valverde vandaan komt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten