Posts tonen met het label Tour. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Tour. Alle posts tonen

vrijdag 23 juli 2010

Etappe 18: Salies-de-Béarn - Bordeaux (198km)

De bergen zijn letterlijk achter de rug, morgen komt de tijdrit en tussendoor is er nog een vlakke etappe. Het parcours is gemaakt voor sprinters, maar deze rit is uitgaande van een sprint op de Champs-Élysées ook de laatste kans voor aanvallers.

Salies-de-Béarn is een stadje met amper 5.000 inwoners in het departement Pyrénées-Atlantiques en de regio Aquitaine. Het ligt 50km ten noordwesten van Pau en amper tien kilometer ten oosten van de grens tussen de voormalige provincies Béarn en (het Frans-Baskische) Basse-Navarre.


Salies-de-Béarn

Het dorp wordt in de tiende eeuw voor het eerst genoemd in de geschreven bronnen, maar het moeras waar het in gebouwd is wordt al 3.500 jaar gebruikt voor de zoutwinning. De naam betekend ook "zilt" in middeleeuws Frans en er is een zoutmuseum. In de 19e en begin 20e eeuw ontwikkelde Salies zich tot een kuuroord. Salies lag tijdens de Tweede Wereldoorlog op de grens van bezet Frankrijk en Vichy-Frankrijk.

Het is pas de tweede keer in de historie dat de Tour hier op bezoek komt. De Belg Marcel Kint won er in 1939, de volgende etappe was een tijdrit van 68.5km naar Pau en werd gewonnen door de Zwitserland Karl Litschi.



Bordeaux is met 236.000 inwoners de negende stad van Frankrijk en de hoofdstad van het departement Gironde en de regio Aquitaine. Het ligt aan de rivier de Garonne, die ten noorden van de stad samenkomt met de Dordogne, waarna ze samen de Gironde vormen die even later uitmondt in de Atlantische Oceaan.


Bordeaux

De stad werd rond 300 v.C. gesticht door de "Bituriges Vivisci" stam onder de naam Burdigala, het was de hoofdstad van deze Gallische stam in een gebied waar de Iberische (en aan de Basken verwante) Aquitani-stam de meerderheid hadden. De Romeinen veroverden Burdigala rondom 60 v.C. en legden een belangrijke haven aan van waaruit met name tin en lood werden uitgevoerd. Het belangrijkste Romeinse overblijfsel in Bordeaux is het "Palais Gallien", een ruïne van het 2e eeuwse amfitheater.


Palais Gallien

Burdigala wordt na het instorten van het Romeinse rijk veroverd door de Vandalen (409), Visigoten (414) en de Franken (498). De Moren plunderden Bordeaux in 732, vlak voordat ze werden verslagen in de legendarische Slag bij Poitiers door Karel Martel, de grootvader van Karel de Grote.

In 1154 trouwde hertogin Eleanor van Aquitaine met Henri Plantagenet die enkele maanden later als Henry II de eerste koning van Engeland uit het huis van Plantagenet werd. Het zuidwesten van Frankrijk (Aquitaine, wat in het Engels Guyenne werd) komt hierdoor bijna driehonderd jaar in Engelse handen. Bordeaux kwam in deze Engelse periode tot grote bloei dankzij de handel met het nieuwe "vaderland". In deze Engelse periode werd ook de Université de Bordeaux (1441, nu +- 70.000 studenten) opgericht en de gotische Cathédrale Saint-André de Bordeaux (12e t/m 14e eeuw) gebouwd.
In 1453 verloor Engeland echter de honderdjarige oorlog van Frankrijk en kwam het huis van Plantagenet ten val, Bordeaux werd weer Frans en de handel met Engeland viel weg. In de 16e en 17e eeuw groeide de haven van Bordeaux toch uit tot de belangrijkste van Frankrijk, vooral dankzij de (slaven)handel uit de koloniale wereld.


Cathédrale Saint-André de Bordeaux

De stad was tijdens de Tweede Wereldoorlog korte tijd de zetel van de Franse regering, voor men naar Vichy verhuisde en de haven van Bordeaux werd hierna de belangrijkste Atlantische basis voor de Italiaanse marine, terwijl ook veel Duitse U-boten hier in de haven lagen.

Het is tegenwoordig vooral bekend in de wereld bekend als wijnstreek, de duizenden châteaux uit de streek produceren jaarlijks 700 miljoen flessen wijn, waarvan ongeveer 90% rode wijn. De economische waarde van de wijnbouw in de Bordeaux-streek wordt geschat op 14.5 miljard euro.
De wijngeschiedenis van Bordeaux begon al in de Romeinse tijd, maar kwam tot grote bloei in de Engelse periode tussen 1154 en 1453. In zuid Europa had elke streek wel haar eigen wijn en dus was de wijnhandel niet zo lucratief, maar in Engeland werd geen wijn geproduceerd en toen men Franse gebieden in handen kreeg begon men het massaal in te voeren en dan vooral uit de Bordeaux streek dat zo de eerste grote wijnexporteur werd.


Wijngaarden bij Bordeaux

Bordeaux is na Toulouse de belangrijkste industriestad van Frankrijk op het gebied van luchtvaart en defensie, met 20.000 banen in deze sector. Zo worden hier militaire vliegtuigen en wapens geproduceerd en heeft het Franse ministerie van defensie miljarden geïnvesteerd in het onderzoek naar laser en plasma technologie. Het "Aéroport de Bordeaux" vervoerde vorig jaar 3.3 miljoen passagiers en is daarmee de zesde luchthaven van Frankrijk.

De voetbalclub FC Girondins de Bordeaux is in 1881 opgericht en speelde 58 seizoenen op het hoogste niveau. De club werd zes keer kampioen van Frankrijk (1950, 1984, 1985, 1987, 1999, 2009), won 3x de Coupe de France (1941, 1986, 1987), 3x de Coupe de la Ligue (2002, 2007, 2009) en stond in 1996 in de finale van de UEFA Cup die het over twee wedstrijden met 5-1 verloor van Bayern München. Girondins de Bordeaux speelt sinds 1924 in het Stade Chaban-Delmas waar bijna 35.000 toeschouwers in passen, het stadion werd gebruikt voor het WK voetbal in 1938 en 1998 en het WK rugby in 2007. De rugbyclub Union Bordeaux Bègles werd in 2006 opgericht als fusieclub tussen de gevallen topclubs Stade Bordelais (7x kampioen) and Club Athlétique Bordeaux-Bègles Gironde (2x kampioen), maar speelt sindsdien nog altijd op het tweede niveau in Frankrijk.

Het Vélodrome van Bordeaux werd in 1989 geopend en is één van de belangrijkste wielerbanen ter wereld, zo werd hier in 1998 en 2006 het WK georganiseerd en werden er in de jaren '90 verschillende werelduurrecords gereden. Hele grote wielrenners heeft de stad ondanks haar wielerbaan en grote Tourhistorie niet voortgebracht, de belangrijkste zijn Jean Fréchaut (drievoudig ritwinnaar Tour 1938) en Francis Castaing (ritwinnaar Tour 1985, meervoudig Frans kampioen op de baan). De enige actieve prof uit de stad is Blel Kadri (Bouygues), Yann Huguet (Skil-Shimano) komt ook uit het departement Gironde.

Bordeaux was al 78x aankomstplaats (alleen Parijs vaker) en 55x startplaats (gedeeld record met Pau, dat Bordeaux morgen zal breken) van een Tour etappe. De Zwitser Charles Laeser won hier tijdens de eerste Tour (1903) als eerste buitenlander een etappe, Eddy Merckx won vier keer in Bordeaux (record) en er zijn ook nergens zoveel Nederlandse ritzeges geweest als in Bordeaux: Hans Dekkers (1952), Jan Nolten (1953), Henk Faanhof (1954), Wout Wagtmans (1955), Jo de Roo (1965), Gerben Karstens (1976), Cees Priem (1980), Bert Oosterbosch (1983), Jan Raas (1984), Jean-Paul van Poppel (1988), Rob Harmeling (1992) en Servais Knaven (2003) zorgen voor dertien Nederlandse overwinningen. De etappe van Knaven was tevens de laatste aankomst in Bordeaux, in 2006 ging er nog wel een etappe naar Dax van start waar Oscar Freire de massasprint won.




De etappe begint met wat heuveltjes (waar geen bergpunten te verdienen zijn) en een tussensprint, hierna is er geen enkel noemenswaardig obstakel en tot de finish in Bordeaux. De enige vraag is of de vroege vluchters vooruit blijven, of dat de sprintersploegen Cavendish aan de zege willen helpen.

donderdag 22 juli 2010

Etappe 17: Pau - Col du Tourmalet (174km)

De koninginnenrit van deze Ronde van Frankrijk is de laatste bergrit en komt aan op de hoogste en meest historische berg die dit jaar beklommen wordt: de mythische Col du Tourmalet. Na drie wat teleurstellende dagen in de Pyreneeën en een rustdag moet het hier toch écht gaan gebeuren voor alle klimmers die de tijdrit van zaterdag niet willen afwachten.

Pau was al de aankomstplaats van de etappe voor de rustdag, meer over deze stad in de voorbeschouwing op etappe 16.

Het honderdjarige jubileum van de Pyreneeën in de Tour wordt afgesloten op de meest beklommen en waarschijnlijk meest legendarische "wielerberg" die dit gebergte te bieden heeft: de Col du Tourmalet. Deze 2.115 meter hoge bergpas ligt op de flanken van de 2.877 meter hoge berg "Pic du Midi de Bigorre".


Tourmalet

De bergpas kreeg bekendheid in 1655 toen Madame de Maintenon (maîtresse van koning Louis XIV) over het geitenpad waar alleen herders kwamen moest reizen, omdat de weg door het dal geblokkeerd was door overstromingen. De eerste serieuze weg werd aangelegd van 1859 tot 1864 om de warmwaterbronnen van de kuuroorden te kunnen bereiken. In 1878 werd er bij de top van de Pic du Midi een observatorium gebouwd.
Het skioord La Mongie ligt enkele kilometers onder de top, het werd in 1945 geopend en is het centrum van het skigebied "Domaine du Tourmalet" dat het grootste skigebied van de Pyreneeën is met 43 liften en 69 pistes met een gezamenlijke lengte van 100km.

In 1902 werd er voor het eerst een wielerkoers georganiseerd op de Tourmalet, een eendagskoers van Tarbes naar Tarbes over 215 kilometer. De Fransman Jean Fischer (winnaar van Paris-Tours in 1901) kwam als eerste boven, maar hij werd tweede achter de Italiaan Rodolfo Muller (4e Tour de France 1903). De klim werd honderd jaar geleden voor het eerst in de Tour parcours opgenomen en de deze dagen al vaker genoemde Octave Lapize (van wie er een standbeeld staat op de berg) kwam als eerste boven. Sindsdien zijn hier vele legendes geschreven, zoals die van Eugène Christophe die in 1913 zijn voorvork brak, 15km moest lopen naar Sainte-Marie-de-Campan en daar in de smederij zijn eigen fiets moest repareren omdat hulp destijds verboden was.


Standbeeld van Octave Lapize

De top van de Tourmalet was alleen in 1974 het decor van een aankomst in de Ronde van Frankrijk, de Fransman Jean-Pierre Danguillaume kwam als eerste boven. Er zijn verder ook drie aankomsten geweest op La Mongie: Bernard Thevenet (1970), Lance Armstrong (2002) en Ivan Basso (2004) hebben gewonnen in dit skioord.




De eerste 46.5km van de dag zijn met een klimmetje van de vierde categorie en een tussensprint gemaakt om de vroege kopgroep te formeren en wellicht wat sprinters de kans te geven om nog punten te sprokkelen voor de groene trui.

De Col de Marie-Blanque (1035m hoog, 9.3km á 7.6%) is een berg van de eerste categorie. Het begint met veredeld vals plat, maar wordt steeds een beetje steiler tot de verschrikkelijk steile laatste vier kilometers met percentages waar zelfs veel Italiaanse bergen niet aan kunnen tippen: gemiddeld 11.5% en maximaal 15.4%. Het is echter nog bijna 120km tot de finish en na de afdaling volgt een lang vlak stuk tot de volgende klim.
Het is de twaalfde keer dat men over de Marie-Blanque rijdt, de eerste man die hier bovenkwam was de Belg Michel Pollentier (1978), hij werd opgevolgd door o.a. de Spanjaard Pedro Delgado (1986), Colombiaan Luis Herrera (1987), Fransman Richard Virenque (1992) en als laatste in 2007 weer een Colombiaan: Mauricio Soler.



Na ruim 30km door de vallei komen de renners weer een klim van de eerste categorie tegen, de Col du Soulor (1474m hoog, 11.9km á 7.8%). De Soulor is weer een steile klim met percentages van 7 á 8% en ongeveer halverwege een drietal zeer steile kilometers van rond de 9% met korte stukken ver boven de 10%.
Deze berg is vaak als onderdeel van de Aubisque beklommen, zo ook afgelopen dinsdag, waardoor hij officieel "slechts" 13x beklommen is in de Tour. De Fransman René Vietto (1934) als eerste en via o.a. de Spanjaard Federico Bahamontes (1958), Belg Lucien van Impe (1975), Ier Stephen Roche (1985) en Rus Pavel Tonkov (1999) was de Spanjaard Javier Otxoa in 2000 de laatste die hier de bergpunten opraapte.



De Col du Tourmalet (2115m hoog, 18.6km á 7.5%) is de hoogste en misschien wel zwaarste berg van de ronde, het is ook de enige keer in deze Tour dat de aankomst bovenop een klim van de buitencategorie is getekend. De beklimming begint vrij rustig, maar na 3km wordt het op één minder lastige kilometer na voortdurend steil met percentages van 7/8/9 %. Het venijn zit hem in de staart met een loodzware slotkilometer en stukken van boven de 10%.

De Tourmalet 74x beklommen in de Tour en daarmee de meest beklommen berg van de ronde. Octave Lapize was in 1910 de eerste die hier boven kwam en afgelopen dinsdag waren de meeste bergpunten voor Christophe Moreau. Er is nog nooit een Nederlander geweest die als eerste de top bereikte.
De Spanjaarden Federico Bahamontes (1954, 1962 & 1963), Julio Jimenez (1964, 1965 & 1967) en de Belg Lucien van Impe (1971, 1975 & 1977) staan drie keer op de erelijst. Richard Virenque (1994, 2x 1995) ook, al was dat één keer in de Vuelta die hier in 1992 en 1995 kwam.

dinsdag 20 juli 2010

Etappe 16: Bagnères-de-Luchon - Pau (199.5km)

Het herdenken van het honderdjarige huwelijk tussen de Pyreneeën en de Tour de France krijgt vervolg in een rit die sterk doet denken aan de koninginnenrit van 1910. De etappe startte ook toen in Luchon en bevatte dezelfde vier legendarische bergen die vandaag de etappe kleuren. Het enige verschil is dat men toen na 326km in Bayonne aankwam en nu bijna 130km eerder bij de laatste bergtop in Pau. De afstand van de toch al niet zo lastige Aubisque naar de finish is echter nog altijd zo'n 60km en dus is het de vraag of er een grote strijd tussen de klassementsrenners verwacht mag worden.

Bagnères-de-Luchon was gisteren al de aankomstplaats, dus daarvoor verwijs ik naar de voorbeschouwing op etappe 15.

Pau is de hoofdstad van het departement Pyrénées-Atlantiques en met ruim 80.000 inwoners de tweede stad van de regio Aquitaine, achter Bordeaux. Het departement bestond voor de Franse revolutie grotendeels uit vier historische provincies, Pau was de hoofdstad van Béarn en de andere drie provincies (Soule, Basse-Navarre en Labourd) vormden samen Frans Baskenland.


Pau

Pau is een relatief jonge stad en werd pas in de 12e eeuw gesticht door de markgraaf van Béarn die er een kasteel liet bouwen: het Château de Pau. Béarn werd in 1302 een onderdeel van het graafschap Foix waarvan Pau in 1464 de hoofdstad werd. De graven van Foix kregen via ingewikkelde huwelijkspolitiek en wat verdachte sterfgevallen in 1479 plots het koninkrijk Navarra in handen. Dit leverde een vreemde situatie op, Navarra was immers een Spaans/Baskisch koninkrijk dat nu opeens door de Franse adel werd bestuurd. In 1512 werd het Spaanse deel van Navarra, inclusief de hoofdstad Pamplona, dan ook veroverd door de beroemde koning Fernando II van Aragon (die met zijn vrouw Isabel de Castilla Spanje verenigde, de laatste Moorse koning van Granada versloeg en Columbus op zijn beroemdste reis stuurde). Het koninkrijk Navarra, met vanaf 1512 Pau als hoofdstad, sloeg hierna nog slechts op de oude gebieden Foix en Béarn plus als enige aanwinst het Baskische gebied dat nu bekend staat als Basse Navarre (de twee andere Frans-Baskische provincies hebben een andere geschiedenis).

In 1553 werd de beroemdste zoon van Pau geboren: Henri de Bourbon. Hij werd als erfgenaam van zijn vader het hoofd van het huis van Bourbon en als erfgenaam van zijn moeder koning Henri III van Navarra. Hij werd bovendien de leider van de protestante Hugenoten op het hoogtepunt van de godsdienstoorlogen die Frankrijk verscheurden in de tweede helft van de 16e eeuw. Hij kwam uiteindelijk (na een lang en ingewikkeld verhaal waar ik niet verder op in zal gaan) in 1589 op de Franse troon terecht en werd als koning Henri IV de eerste koning uit het huis van Bourbon. Hij moest hiervoor echter wel het katholieke geloof aannemen, maar hij vaardigde in 1598 het Edict van Nantes uit waardoor de Hugenoten hun godsdienstvrijheid kregen (tot zijn kleinzoon Louis XIV, de zonnekoning, dit in 1685 weer terugdraaide).
Het belangrijkste gebouw van de stad is uiteraard het Château de Pau, het eerste kasteel van Pau werd hier in de 12e eeuw gebouwd, maar het huidige gebouw stamt uit 1370. Het was de residentie van de graven van Béarn en koningen van Navarra, later werd het een buitenverblijf voor veel Franse koningen en zelfs Napoleon. Henri IV is ook in dit kasteel, dat tegenwoordig een museum is, geboren.


Château de Pau

In 1620 werd het koninkrijk Navarra formeel opgeheven en verdeeld in een aantal Franse provincies, waaronder Béarn met Pau als hoofdstad. De Franse koningen bleven wel de titel "koning van Navarra" dragen tot de monarchie werd afgeschaft tijdens de Franse revolutie. In 1763 werd een andere koning in Pau geboren, Jean-Baptiste Jules Bernadotte was een belangrijke generaal in het leger van Napoleon en kreeg in 1810 de Zweedse kroon aangeboden, nadat de heersende koning afgezet was wegens het verlies van Finland aan Rusland. Hij besteeg de troon als Karel XIV Johan van Zweden en was de eerste koning uit het huis Bernadotte dat nog altijd regeert over het Scandinavische land.
Pau werd in de 19e eeuw een populaire bestemming voor Britse toeristen die hier in 1856 de oudste golfbaan op het Europese vasteland aanlegden, het ontvangt nog altijd veel Britse en vooral Ierse toeristen. Pau is tegenwoordig echter vooral een industriestad geworden, zo komt de oliemaatschappij Elf (overgenomen door Total) uit Pau. In 1972 werd de "Université de Pau et des Pays de l'Adour" opgericht waarvan zo'n 12.000 studenten studeren.

De basketbalclub "Élan béarnais Pau-Lacq-Orthez" werd 9x Frans kampioen (voor het laatst in 2004) en is na Lyon de succesvolste Franse basketbalclub aller tijden. Het degradeerde twee jaar geleden uit de hoogste divisie, maar werd afgelopen seizoen kampioen en is dus weer gelijk teruggekeerd op het hoogste niveau. De rugbyclub "Section paloise" werd in een ver verleden 3x Frans kampioen en speelt nu op het tweede niveau. De voetbalclub Pau FC is nooit succesvol geweest en speelt op het vierde niveau. Pau staat op sportgebied echter vooral bekend om de sinds 1901 verreden Grand Prix de Pau, de eerste race ter wereld die zich Grand Prix noemde. Het was in de periodes 1947-1957 en 1961-1963 een Formule 1 wedstrijd, werd hierna lange tijd een Formule 3(000) race en tegenwoordig behoort het tot de World Touring Car Championship.


Een standbeeld van Henri IV

Bekende personen uit Pau naast de twee koningen zijn o.a. politicus Louis Barthou (Frans premier 1913), artiest Bertrand Cantat (frontman van de rockband Noir Désir), kanoër Tony Estanguet (Olympisch kampioen 2000 & 2004 op de C1 klasse) en het fictieve figuur Porthos (één van de drie musketiers). De bekendste wielrenners uit Pau nemen ook deel aan deze Tour de France: Stéphane Augé (Cofidis) en Matthieu Ladagnous (FDJ). Pierre Cazaux (FDJ) en de wereldkampioen bij de beloften Romain Sicard (Euskaltel) komen ook uit het departement, maar doen niet mee in deze ronde. De grootste renners die het departement ooit heeft voortgebracht zijn Roger Lapébie (Tour de France & Paris-Nice 1937), Paul Maye (Paris-Roubaix 1945, Paris-Tours 1941, 1942 & 1945) en Gilbert Duclos-Lassalle (Paris-Nice 1980, Paris-Roubaix 1992 & 1993).

Pau is maar liefst 57x aankomstplaats geweest in de Tour de France (derde achter Parijs en Bordeaux) en het zal na de rustdag voor de 55e keer startplaats zijn (waarmee het record van Bordeaux evenaart, al zal Bordeaux dit later deze ronde weer verbreken). De eerste keer dat de Tour hier op bezoek kwam was in 1930 toen de legendarische Italiaan Alfredo Binda hier zijn eerste Tour etappe won en een dag later in de rit naar Luchon zijn laatste ritzege pakte. Hij had toen wel genoeg gezien van Frankrijk en zou een paar dagen later afstappen, om nooit meer terug te keren. In 1938 boekte Theofiel Middelkamp hier de derde Nederlandse (en zijn tweede) ritzege in de Tourhistorie, hij kreeg Nederlandse opvolgers in Henk Lubberding (1978), Gerrie Knetemann (1980), Erik Breukink (1987), Adri van der Poel (1988) en Leon van Bon (1998). De laatste aankomst in Pau was in 2006 toen de Spanjaard Juan Miguel Mercado de Fransman Cyril Dessel klop gaf.




Het is morgen op de rustdag precies honderd jaar geleden dat de 326km lange etappe van Luchon naar Bayonne over dezelfde vier bergen als vandaag werd verreden. De uiteindelijke Tourwinnaar Octave Lapize reed toen de hele dag vooruit in een groepje en kwam op elke berg, behalve de Aubisque, als eerste boven. Hij versloeg in de sprint de Italiaan Pierino Albini die hem als enige had kunnen volgen. De variant van vandaag, Luchon-Pau, is vijf keer eerder gedaan in de Tourgeschiedenis. De eerste keer was in 1947 en de meest legendarische. Jean Robic begon al op de Peyresourde aan een grootse solo over alle bergen en het vlakke stuk na de Aubisque, om met bijna elf minuten voorsprong in Pau aan te komen. Robic verzekerde zich dankzij deze enorme ontsnapping van de eindzege, in Parijs had hij slechts vier minuten voorsprong op de eerste achtervolger.

Het klimwerk begint direct vanuit het vertrek met de Col de Peyresourde (1569m hoog, 11km á 7.4%), waarschijnlijk één van de zwaarste beklimmingen die niet tot de buitencategorie gerekend wordt. Het stijgingspercentage schommelt op een iets makkelijker stukje aan de voet na bijna voortdurend rond de 8%. De afdaling is ongeveer zeven kilometer steil, gevolgd door een lang stuk vals plat naar de voet van de volgende klim.

De berg heeft voor de 75e keer een plaats in het parcours gekregen waarmee het tot de meest beklommen bergen behoort, zo werd ze van 1910 tot 1972 in elke Tour opgenomen, m.u.v. 1962. De Fransman François Lafourcade bereikte in 1910 als eerste de top en bij de laatste beklimming in 2007 waren de bergpunten voor Michael Rasmussen. Het gaat te ver om de tientallen grote namen die hier ooit als eerste bovenkwamen allemaal op te sommen, maar de Spanjaard Federico deed het maar liefst vier keer (1954, 1958, 1963 en 1964). Slechts één Nederlander staat op de erelijst van de Peyresourde: Hennie Kuiper (1977).



De tweede klim van de eerste categorie is de Col d'Aspin (1490m hoog, 12.3km á 6.3%), deze is een stuk minder lastig dan de Peyresourde. De eerste helft van de klim loopt vrij geleidelijk omhoog met percentages rond de 5%, het venijn zit hem in de laatste zes kilometer met "Peyresourde achtige" percentages rond de 8%.
De Aspin zit voor de 71e keer in het parcours. De erelijst begint met de Fransman Octave Lapize (1910) en eindigt met de Italiaan Franco Pellizotti die vorig jaar als eerste bovenkwam. Gerben Karstens kwam hier in 1976 als enige Nederlander als eerste boven.



De Col du Tourmalet (2115m hoog, 17.1km á 7.3%) is één van de meest legendarische bergen in de Tourgeschiedenis en het is al de 76e keer dat hij beklommen wordt. De 2115 meter hoge berg is dit jaar het "dak van de ronde" en hij staat donderdag weer op het programma (wel van de andere kant) en dan ligt de aankomst zelfs op de top. De klim begint met een vals platte aanloop die steeds iets steiler wordt, tot op ongeveer 13km van de top het dorpje Gripp wordt bereikt. De weg begint hier serieus omhoog te gaan aan zo'n 6% en wordt nog steeds steiler en steiler, tot de laatste negen kilometer die bijna constant stijgen aan ongeveer 9% met 6km onder de top zelfs een kilometer van bijna 11%.
Octave Lapize en Franco Pellizotti zijn ook hier de namen die de erelijst openen en afsluiten. Jean Robic (1947, 1948 & 1953), Federico Bahamontes (1954, 1962 & 1963), Julio Jimenez (1964, 1965 & 1967), Lucien van Impe (1971, 1975 & 1977) en Richard Virenque (1994, 2x in 1995) zijn de gedeelde recordhouders door drie keer als eerste de top van de Tourmalet te bereiken, een Nederlander deed dit nog nooit.



De lastige afdaling (langs de weg die donderdag dus de klim vormt) wordt gevolgd door een stukje vals plat naar beneden, tot de voet van de Col d'Aubisque (1709m hoog, 29.2km á 4.2%) wordt bereikt. De Aubisque wordt vandaag vanaf de Col de Soulor beklommen en dat is zeker niet de moeilijkste kant. De eerste 13km stellen eigenlijk niets voor, hierna komen zeven lastige kilometers tot de top van de Col de Soulor met percentages van 8 á 9%, vervolgens is er een heuse afdaling en weer een stuk vals plat, tot de laatste drie kilometers die weer redelijk omhoog gaan.
Het is de 75e keer dat deze klassieker in het parcours zit en niet Octave Lapize, maar zijn landgenoot François Lafourcade bedwong de berg in 1910 als eerste. De laatste beklimming was in 2007 toen de aankomst bovenop de Aubisque lag, Michael Rasmussen won de etappe, maar werd enkele uren later uit de ronde gezet. Hennie Kuiper was in 1977 de enige Nederlander die hier het maximale aantal bergpunten behaalde en Federico Bahamontes deed dit maar liefst 4x (1954, 1958, 1963 & 1964).



De afdaling van de Aubisque is dan een stuk spectaculairder, ruim 10km aan percentages van 8 á 9%, om vervolgens iets uit te vlakken. De laatste 45km lopen grotendeels vals plat naar beneden zonder noemenswaardige obstakels, wel zijn er nog twee tussensprints waar niemand nog iets aan heeft aangezien alle sprinters normaal gesproken op afstand zijn gereden en er geen bonificatieseconden zijn te verdienen.

zondag 18 juli 2010

Etappe 14: Revel - Ax 3 Domaines

Het is morgen (19 juli) precies honderd jaar geleden dat de Tour de France voor het eerst de Pyreneeën aandeed en om dit jubileum te vieren is er dit jaar een loodzware vierdaagse door het gebergte gepland. De eerste Pyreneeënrit zet vandaag al gelijk de toon met aan het eind twee, voor Franse begrippen, zeer steile bergen waar serieuze verschillen gemaakt kunnen worden.

Revel is de aankomstplaats van gisteren, dus hiervoor verwijs ik naar de voorbeschouwing op etappe 13.

Ax 3 Domaines is een skioord dat tot de gemeente Ax-les-Thermes behoort waar zo'n 1.500 mensen wonen. Het ligt in het departement Ariège en de regio Ariège, zo'n 30km ten zuidoosten van Foix en 15km ten noordoosten van de grens met Andorra.


Ax 3 Domaines

Ax-les-Thermes staat bekend om haar warmwaterbronnen, de Romeinen kenden de heilzame werking van het water al, maar het huidige plaatsje is pas in de 13e eeuw gesticht door de graaf van Foix om zieke en gewonde veteranen die waren teruggekeerd van de kruistochten te verzorgen. In de 19e eeuw begon het toerisme zich te ontwikkelen en ontstonden er een aantal kuuroorden, deze waren echter alleen in de zomer populair en om ook inkomsten in de winter te generen werd in 1955 een skioord geopend. Ax 3 Domaines bestaat tegenwoordig uit drie skistations (Bonascre, Saquet en Campels) met bij elkaar 29 pistes (totale lengte 80km) en 17 liften. Het is het negende grootste skioord in de Franse Pyreneeën.

In Ax-les-Thermes waren zes starts en zeven aankomsten, het is een zeer Belgisch getinte plaats want de Belg Jean Aerts (1933) won er als eerste en zijn landgenoot Guido Reybrouck (1965) als laatste. In 2001 "ontdekte" men de klim naar het Plateau de Bonascre die dit jaar voor de vierde keer bedwongen wordt. De finale was altijd gelijk aan die van vandaag, behalve de eerste keer.

Etappe 12 2001
In 2001 was er een totaal andere aanloop naar de slotklim met één klim van 1e en twee van 3e categorie. Het was een spannende etappe met een sterke kopgroep waar de Colombiaan Felix Cardenas en de Bask Roberto Laiseka de sterksten bleken. De Colombiaan reed op het einde weg van de Bask, die nog net Lance Armstrong van zich af kon houden. Armstrong kon echter tevreden zijn, want hij had zojuist weer eens een gevecht met Jan Ullrich gewonnen.



1 Felix Rafael Cardenas (Col) Kelme-Costa Blanca 5.03.34 (32.91 km/h)
2 Roberto Laiseka (Spa) Euskaltel-Euskadi 0.13
3 Lance Armstrong (USA) US Postal Service 0.15
4 Jan Ullrich (Ger) Telekom 0.38
5 David Etxebarria (Spa) Euskaltel-Euskadi 0.59
6 Oscar Sevilla (Spa) Kelme-Costa Blanca 1.01
7 Joseba Beloki (Spa) ONCE-Eroski
8 Santiago Botero (Col) Kelme-Costa Blanca 1.35
9 Michael Boogerd (Ned) Rabobank
10 Alexandre Vinokourov (Kaz) Telekom


Etappe 13 2003
In 2003 vielen de Spanjaarden Carlos Sastre en Juan Miguel Mercado aan op de Port de Pailhères, zij veegden één voor één de vroege vluchters op waarvan alleen José Luis Rubiera kon aanklampen. Sastre liet op de slotklim zijn landgenoten al snel achter en reed onbedreigd naar de ritzege wat hij vierde door een fopspeen van zijn dochtertje Claudia in zijn mond te doen. In de groep der favorieten waren Armstrong en Ullrich weer in de weer, maar deze keer was de Duitser de betere al won hij slechts zeven seconden.



1 Carlos Sastre (Spa) Team CSC 5.16.08 (37.48 km/h)
2 Jan Ullrich (Ger) Team Bianchi 1.01
3 Haimar Zubeldia (Spa) Euskaltel-Euskadi 1.03
4 Lance Armstrong (USA) US Postal-Berry Floor 1.08
5 Alexandre Vinokourov (Kaz) Team Telekom 1.18
6 Ivan Basso (Ita) Fassa Bortolo 1.20
7 Juan Miguel Mercado (Spa) iBanesto.com 1.24
8 Iban Mayo (Spa) Euskaltel-Euskadi 1.59
9 Christophe Moreau (Fra) Credit Agricole 2.32
10 Tyler Hamilton (USA) Team CSC 2.34

18 Denis Menchov (Rus) iBanesto.com 4.14

Etappe 14 2005
In 2005 beleefde Georg Totschnig het hogtepunt van zijn carrière, de Oostenrijker reed de hele dag in een kopgroep van tien, schudde al zijn medevluchters van zich af op Port de Pailhères en verdedigde op de slotklim zijn voorsprong t.o.v. de favorieten. De strijd bij die favorieten brak al vanaf de voet van de Pailhères open bij een groot T-Mobile offensief waar Armstrong direct geïsoleerd kwam te zetten. Nadat o.a. Ivan Basso en Jan Ullrich waren weggereden bij Armstrong leek het er op of de Amerikaan net als zijn ploeg een slechte dag had, maar even later sprong hij zonder enig probleem van groep 2 naar groep 1. Op de slotklim was het Armstrong zelf die tijd pakte op de concurrentie, alleen Ivan Basso bleef in het spoor.



1 Georg Totschnig (Aut) Gerolsteiner 5.43.43 (38.491 km/h)
2 Lance Armstrong (USA) Discovery Channel 0.56
3 Ivan Basso (Ita) Team CSC 0.58
4 Jan Ullrich (Ger) T-Mobile Team 1.16
5 Levi Leipheimer (USA) Gerolsteiner 1.31
6 Floyd Landis (USA) Phonak Hearing Systems
7 Francisco Mancebo (Spa) Illes Balears-Caisse d'Epargne 1.47
8 Michael Rasmussen (Den) Rabobank
9 Andreas Klöden (Ger) T-Mobile Team 2.06
10 Haimar Zubeldia (Spa) Euskaltel-Euskadi 2.20

11 Alexandre Vinokourov (Kaz) T-Mobile Team 3.06
14 Cadel Evans (Aus) Davitamon-Lotto 4.03
28 Carlos Sastre (Spa) Team CSC 8.00
52 Alberto Contador (Spa) Liberty Seguros-Würth 21.25
85 Denis Menchov (Rus) Rabobank 31.52




De eerste honderd kilometer van de etappe gaan over een glooiend parcours, maar zullen buiten de formatie van de traditionele vroege vlucht nog niet veel om het lijf hebben. De sprinters die om de groene trui strijden zullen wellicht proberen om het bij elkaar te houden of juist mee te gaan in de ontsnapping om punten te sprokkelen in de twee tussensprints. Na de tweede tussensprint begint de weg voorzichtig steeds meer omhoog te lopen en na 40km vals plat kan de finale echt losbarsten.

De Port de Pailhères (2001m hoog, 15.5km á 7.9%) is een klim van de buitencategorie en die status heeft het niet gestolen, de eerste negen kilometer van de klim stijgen constant aan percentages van rond de 9%, met uitzondering van de drie minder lastige kilometers tussen de gehuchten Rouze en Mijanès. Men heeft na deze 9km de 1500 meter grens bereikt en kan even uitpuffen op een iets makkelijker deel van twee kilometer van rond de 7%. De volgende kilometers zijn met percentages van 9.5% echter weer verschrikkelijk lastig en nodigen uit tot aanvallen, na de laatste kilometer van 6% kun je je in de afdaling storten.

Het is de vierde keer dat de Port de Pailhères is beklommen in de Tour de France, telkens kwam een vroege vluchter als eerste boven. De eerste twee keer waren dit Juan Miguel Mercado (2003) en Georg Totschnig (2005) en was de eindbestemming net als vandaag Ax 3 Domaines, maar in 2007 lag de finish op het Plateau de Beille (Contador versloeg Rasmussen) en was Ruben Perez als eerste boven.



De 19km lange afdaling van de Pailhères brengt de renners in Ax-les-Thermes, de eerste zes kilometer naar het dorpje Ascou-Pailhères zijn zéér steil met percentages rond de 9%, het laatste deel van dit steile stuk is ook zeer technisch met zes haarspeldbochten vlak voor het dorp. Na Ascou-Pailhères wordt de afdaling een stuk "normaler" met af en toe zelfs een stukje veredeld vals plat tussendoor.

Eenmaal beneden in Ax-les-Thermes begint gelijk de slotklim naar het Plateau de Bonascre (1360m hoog, 7.8km á 8.2%). Het is gelijk vanaf de voet knallen met twee kilometer van ongeveer 9%, gevolgd door twee relatief makkelijke kilometers van 7%. Als het veld nu nog niet volledig uit elkaar geslagen is, zal dat zeker gebeuren in de vijfde kilometer wat waarschijnlijk de zwaarste van de hele ronde is met een stijgingspercentage van 10.5% gemiddeld. De volgende duizend meter (8.5%) is ook nog erg steil, maar hierna is het zwaarste wel achter de rug met een kilometer van 5.2% om het gemiddelde naar beneden te trekken en nog 800 lastige meters van 8.1%. De aankomst ligt anderhalve kilometer voorbij de top, waar het nog even op en af gaat.

zaterdag 17 juli 2010

Etappe 13: Rodez - Revel (196km)

De laatste rit voor de Pyreneeën opdoemen is op papier weer een kans voor de sprinters, maar met een pittig klimmetje in de diepe finale ligt er ruimte voor zowel vroege vluchters als late aanvallers om de plannen van de sprintersploegen te dwarsbomen. Het is op de etappe naar Bordeaux na in principe de laatste kans voor aanvallers die niet in het hooggebergte uit de voeten komen.

Rodez is de hoofdstad van het departement Aveyron in de regio Midi-Pyrénées, er wonen ruim 26.000 mensen en het ligt aan de rivier de Aveyron zo'n 125km ten noordoosten van de regionale hoofdstad Toulouse. De stad is in de 5e eeuw v.C. gesticht door de Gallische stam de Ruteni en halverwege de 1e eeuw v.C. veroverd door de Romeinse legers van Julius Caesar. De Romeinse stad werd oorspronkelijk Segodunum (graanheuvel) genoemd, maar dit werd veranderd naar Rutenorum (stad van de Ruteni) wat vele eeuwen later zou verbasteren naar het huidige Rodez.


Rodez

Na het uiteenvallen van het West-Romeinse rijk behoorde de stad achtereenvolgens tot de Visigoten (472), Franken (507), weer de Visigoten (512), weer de Franken (533) en de hertogen van Aquitaine (588). In 725 werd de stad grotendeels verwoest door de Moren, die in 732 werden verslagen door Karel Martel in de legendarische Slag bij Poitiers. Na diverse ingewikkelde herverdelingen van Aquitaine en het hiervan afgesplitste graafschap Toulouse ontstond in 1112 uiteindelijk het graafschap Rodez. De graven hadden voortdurend ruzie met de bisschoppen en de verdeeldheid was zelfs zo groot dat de stad in twee stukken verdeeld werd, gescheiden door een muur. In 1443 bemoeide het koningshuis zich in deze strijd en de stad werd ingenomen door de kroonprins, die later koning Louis XI zou worden. De titel graaf van Rodez zou tot 1589 gevoerd worden, hierna werd het graafschap formeel opgeheven en een kroonbezit.
Rodez was tot de Franse revolutie de hoofdstad van de provincie Rouergue. In 1799 speelde Rodez een belangrijke rol in de wetenschap, twee Franse wetenschappers voerden hier metingen uit op basis waarvan ze de lengte van een standaardmeter vast konden stellen zoals deze zich via het metrieke stelsel over Europa en de wereld zou verspreiden.


Cathédrale Notre-Dame de Rodez

Het belangrijkste monument van de stad is de 87-meter hoge Cathédrale Notre-Dame de Rodez, deze werd in verschillende fases gebouwd tussen 1277 tot 1531. De bekendste personen uit Rodez zijn de abstracte kunstenaar Pierre Soulages (veilde in 2006 een tekening voor 1.2 miljoen euro), de rugbycoach Bernard Laporte (bondscoach van 1999 tot 2007) en vooral de linkse politicus Bertrand Delanoë (sinds 2001 burgermeester van Parijs, beoogde presidentskandidaat).

De talentvolle klimmer Alexandre Geniez (Skil-Shimano) komt ook uit Rodez, maar hij moet nog veel presteren om de beste renner van de streek te worden, dat is namelijk een Tourwinnaar: Gustave Garrigou reed acht keer de Tour de France, eindigde telkens bij de eerste vijf, stond vijf keer op het podium en mocht in 1911 zelfs de hoogste trede van het ereschavot beklimmen. Garrigou won ook o.a. acht etappes, de Giro di Lombardia (1907) en Milano-Sanremo (1911).
Het is pas de tweede keer dat de Tour hier langs komt, in 1984 won de Fransman Pierre-Henri Mentheour hier een etappe en zou de Belg Fons de Wolf de volgende rit Rodez-Domaine du Rouret op zijn naam schrijven.


Revel heeft bijna 9.000 inwoners en ligt zo'n 50km ten zuidoosten van Toulouse, de hoofdstad van de regio Midi-Pyrénées en het departement Haute-Garonne waar Revel ook toe behoort. Het ligt aan de voet van de bergketen La Montagne Noire, de zuidelijkste uitlopers van het Centraal Massief.


Revel

Het stadje is in 1342 gesticht door koning Philippe VI en is vroeg voorbeeld van een "geplande stad", het historische centrum heeft een achthoekige vorm met in het midden een groot centraal en overdekt plein waarop al sinds de 14e eeuw elke zaterdag een grote markt is. Sinds 1796 wordt in Revel de likeur "Get 27" geproduceerd.

De veruit belangrijkste persoon uit Revel is Vincent Auriol, de eerste president van het naoorlogse Frankrijk (1947-1954). De bekendste wielrenner uit dit departement is de sprinter Frédéric Moncassin, hij won twee Touretappes in 1996 en was in 1997 het doelwit van de beruchte bidonworp van Tom Steels. In het huidige profpeloton wordt Haute-Garonne vertegenwoordigd door Julien Loubet (Ag2R) en Jean-Christophe Peraud (Omega Pharma-Lotto), maar beiden doen niet mee in deze Tour.

Revel is voor de achtste keer aankomstplaats in de Tour, de vorige zeven keer won telkens iemand van een andere nationaliteit: de Duitser Rudi Altig (1966), de Portugees Joaquim Agostinho en de Belg Eddy Merckx (1969, respectievelijk een rit in lijn en een tijdrit), Fransman Charly Mottet (1990), Oekrainer Serguei Outchakov (1995), onze eigen Erik Dekker (2000, klopte Santiago Botero) en als laatste in 2005 de Italiaan Paolo Savoldelli.




De rit begint gelijk vanuit het vertrek met 9km vals plat bergop á 1.6%, een voor de renners vervelend begin van een vervelende etappe. Er zijn officieel slechts vijf klimmetjes, maar het is de hele dag op en af, dat in combinatie met de hitte zal er toch weer een zware etappe van maken.

De klimmetjes stellen afzonderlijk echter vrij weinig voor, de lastigste is de Côte d'Ambialet (5.2km á 4.6%) na ongeveer 70km. In volle finale ligt nog een klim van de derde categorie, de Côte de Saint-Ferréol (1.9km á 6%) ligt op slechts 7.5km van de streep en kan een mooie springplank vormen voor aanvallers en wellicht dat een ploeg van een goed klimmende sprinter de koers hard wilt maken om de mindere klimmers er af te rijden.

Overigens rijden de renners het grootste deel van de etappe door het departement Tarn, de streek van de beste Franse renner van de laatste 20 jaar: Laurent Jalabert.

vrijdag 16 juli 2010

Etappe 12: Bourg-de-Péage - Mende (210.5km)

[b]Etappe 12: Bourg-de-Péage - Mende (210.5km)[/b]
De sprinters mogen even terug in hun hok, deze derde overgangsrit in een reeks van vier is veruit de zwaarste. De renners rijden vandaag door het Centraal Massief en we krijgen met een pittig slotklimmetje misschien zelfs wel een (kleine) strijd om het klassement.

Bourg-de-Péage ligt net als de aankomstplaats van gisteren in het departement Drôme en de regio Rhône-Alpes, het ligt zo'n 20km ten noordoosten van Valence en er wonen ongeveer 10.000 mensen. Het is in de 11e eeuw ontstaan aan de zuidoever van de rivier de Isère bij een in 1033 aangelegde tolbrug (Péage is Frans voor tol). Deze werd beheerd door de monniken van de Abbaye de Saint-Barnard de Romans, deze abdij staat aan de andere kant van de rivier in de ongeveer drie keer zo grote stad Romans-sur-Isère.


Bourg-de-Péage (rechtsboven) en Romans-sur-Isère (linksonder)

Bourg-de-Péage staat vooral bekend om de hoeden en petten van konijnenhaar die hier sinds 1810 worden gemaakt, de hoedenindustrie beleefde haar hoogtepunt in de jaren '30 toen alleen de grootste fabrikant "Mossant" al meer dan 1.200 werknemers had in een plaatsje met destijds amper 6.000 inwoners. De hoofddeksels zijn echter uit de mode geraakt en deze industrie is grotendeels verdwenen.
Het is de eerste keer dat hier voet aan de grond gezet wordt in de Tour, maar men is er wel al eens doorheen gereden zoals vorig jaar in de door Mark Cavendish gewonnen rit naar Aubenas. Bourg-des-Péage was in 2006 ook de start- en aankomstplaats van de door David Zabriskie gewonnen tijdrit in de Dauphiné Libéré.


Mende heeft ruim 13.000 inwoners en is de hoofdstad van het departement Lozère en de regio Languedoc-Roussillon, ruim 100km ten noordwesten van de regionale hoofdstad Montpellier. Het ligt aan de rivier de Lot en behoort tot de Cévennes, een streek in het zuiden van het Centraal Massief.


Mende

De stad is in 200 v.C. gesticht onder de naam Mimata ("de berg"), ergens tussen 255 en 260 stierf hier ene Privat een martelaarsdood waardoor hij later tot heilige werd verklaard. In de 10e eeuw werd Mende de zetel van een bisdom met een kathedraal gewijd aan deze Saint Privat, deze werd in 1360 vervangen door de huidige Basilique-cathédrale Notre-Dame-et-Saint-Privat de Mende. De stad en de kathedraal werden in 1579 zwaar beschadigd bij een aanval door de Hugenoten, waarbij ook de kerkklok (toen de grootste van de wereld) verwoest werd, alleen de klepel hangt nog in de kerk. Mende was lange tijd de hoofdstad van de provincie Gévaudan tot de historische provincies in de Franse revolutie werden vervangen door kunstmatige departementen die vooral meestal vernoemd werden naar een geografisch iets, zoals een rivier of in het geval van Lozère een berg. De stad was een eeuwenlang afhankelijk van de textielindustrie, maar deze zakte vanaf de jaren '80 wat in, waarna de stad tot de jaren '20 een lichte bevolkingsafname had. Sindsdien groeit Mende weer, met als belangrijke economische motors de (overheids)diensten en het toerisme.

De kajakster Brigitte Guibal (zilver OS 2000, goud WK 1997) en wielrenner Christophe Laurent (ex-Agritubel, Crédit Agricole en Garmin, dit jaar actief bij een amateurploegje) zijn de bekende personen uit Mende dat twee keer aankomstplaats was in de Tour de France. In 2005 toen de Spanjaard Marcos Serrano de sterkste man in de kopgroep was, maar het is vooral de editie van 1995 die de Fransen in hun hart gesloten hebben. Laurent Jalabert won toen op 14 juli op de Côte de la Croix-Neuve, deze klim heet nu zelfs officieel de Montée Laurent Jalabert en vormt ook vandaag de aankomst.

Alberto Contador won eerder dit jaar een etappe in Paris-Nice op precies hetzelfde klimmetje, dat was toen wel bij temperaturen onder het vriespunt, terwijl het vandaag snikheet zal zijn en de aankomst was toen direct boven, terwijl er vandaag na de top nog een stukje vlak is.

Etappe 4 Paris-Nice 2010
1 Alberto Contador (Spa) Astana 4:26:47
2 Alejandro Valverde (Spa) Caisse d'Epargne 0:00:10
3 Samuel Sanchez (Spa) Euskaltel - Euskadi
4 Joaquim Rodriguez (Spa) Team Katusha 0:00:18
5 Thomas Voeckler (Fra) Bbox Bouygues Telecom 0:00:20
6 Damiano Cunego (Ita) Lampre - Farnese Vini 0:00:21
7 Roman Kreuziger (Cze) Liquigas - Doimo
8 Christophe Le Mevel (Fra) Française des Jeux 0:00:29
9 Luis-Leon Sanchez (Spa) Caisse d'Epargne
10 Rein Taaramae (Est) Cofidis, Le Credit en Ligne 0:00:31

Youtube:
Sporza verslag deel 1
Sporza verslag deel 2




De renners beginnen na een vlakke aanloop van 14.5km aan de eerste klim van de dag, na deze Côte de Saint-Barthélémy-le-Plain (489m hoog, 10.7km à 3.1 %) van de derde categorie volgen 25 kilometer (zonder afdaling) naar de Col des Nonières (671m hoog, 5.7km à 3.8 %) die hetzelfde aantal bergpunten oplevert.

Via een korte afdaling komt men dan aan de voet van een échte berg, de Suc de Montivernoux (1315m hoog, 13.7km à 4.4 %) is echter niet al te steil. De weg loopt na de bergprijs van tweede categorie nog even door omhoog tot 1417 meter, vervolgens komt er een lange afdaling grotendeels vals plat bergaf.

De laatste gecategoriseerde klim (m.u.v. de slotklim) is weer van de derde categorie, de Côte de la Mouline (1085m hoog, 3.9km à 5%) loopt echter ook nog zo'n twintig kilometer vals plat door voor de afdaling begint. Direct na de afdaling ligt een klim waar geen bergpunten te verdienen zijn en ook nu duurt het even voor de afdaling richting de slotklim begint. Het laatste klimwerk voor de slotklim is dus op meer dan dertig kilometer van de streep en de koers zal waarschijnlijk dan ook pas in de laatste kilometers beslist worden.

De 1084 meter hoge slotklim Côte de la Croix-Neuve (Montée Laurent Jalabert) heeft de tweede categorie als waardering gekregen, hij is 3.1km lang en met een gemiddeld stijgingspercentage van 10.1% de steilste klim van deze Ronde van Frankrijk. Het begint al gelijk vrij steil à 8%, maar hierna is het tot vlak onder de top voortdurend meer dan 10%. De finish ligt in tegenstelling tot eerder dit jaar in Paris-Nice na ongeveer 1700 meter min of meer vlak.

donderdag 15 juli 2010

Etappe 11: Sisteron - Bourg-lés-Valence (184.5km)

De tweede overgangsrit op rij is een stuk minder lastig dan de vorige en dus kunnen de sprinters weer aan de bak. Het is één van de laatste kansen voor de rappe mannen die nog volop strijden om de groene trui, een massasprint lijkt dan ook het meest waarschijnlijke scenario.

Sisteron is een stadje met 8.000 inwoners in het departement Alpes-de-Haute-Provence en de regio Provence-Alpes-Côte d'Azur, het ligt aan de rivier de Durance en zo'n 40km ten zuiden van Gap waar de etappe van gisteren aankwam.


Sisteron

De stad is gesticht door de Gallische stam de Sogiontii, het werd tijdens de Gallische oorlogen halverwege de eerste eeuw v.C. veroverd door Julius Caesar en kwam aan een belangrijke Romeinse weg te liggen, de "Via Domitia". In de 11e eeuw lieten de graven van Forcalquier hier een citadel bouwen en later werd het de meest noordelijke stad van de Provence dat pas in 1483 een Frans kroonbezit werd. In de eeuwen hierna werd Sisten getroffen door maar liefst zeven uitbraken van de pest en de religieoorlogen. Sisteron was een bolwerk van de Hugenoten, maar werd in 1562 ingenomen door katholieken, om in 1567 weer heroverd te worden, beide kampen slachtten veel aanhangers van de "vijandelijke" religie af. Toen de rust was wedergekeerd bleek het door de pest en oorlog stadje meer dan tweederde van haar bevolking verloren te hebben.
Sindsdien is Sisteron een rustig provinciestadje dat alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd opgeschrikt door (Amerikaanse) bombardementen waarbij honderd mensen omkwamen en veel gebouwen beschadigd werden, inclusief de citadel waar de Duitsers een regionaal hoofdkwartier hadden. De citadel werd herbouwd en is al 2000 jaar hét gezicht van de stad, het huidige gebouw stamt grotendeels uit de 12e en 14e eeuw, maar eerder stonden op dezelfde plaats al een Romeinse en middeleeuwse vesting.

De Tour de France komt pas voor het eerst in de stad die de bijnaam "de poort van de Provence" draagt, maar Sisteron is wel zeer regelmatig een etappeplaats in Paris-Nice geweest. Carlos Barredo won er in 2008 voor het laatst door Karsten Kroon te verslaan. De bekendste wielrenner uit de streek is Julien el Fares (Cofidis), die ook meedoet in deze Tour.


Bourg-lès-Valence heeft bijna 20.000 inwoners en ligt in het departement Drôme en de regio Rhône-Alpes, even ten noorden van Valence (de hoofdstad van het departement). Er valt weinig te vertellen over deze plaats, het heeft haar bestaan volledig te danken aan de iets zuidelijker gelegen stad Valence. Het heeft o.a. een groot industrieterrein en een treinstation waar de TGV vanuit Lyon stopt, ook ligt het aan de belangrijke snelweg tussen Lyon en Marseille.


Charly Mottet

De grootste renner van de streek is Charly Mottet uit Valence, hij won o.a. de Dauphiné Libéré (1987 & 1992), Giro di Lombardia (1988), Züri Metzgete (1990) en de Tour de Romandie (1990). In 1986 werd Mottet tweede op het WK in Colorado Springs (USA) achter de Italiaan Moreno Argentin, in 1987 en 1991 eindigde hij als vierde in de Tour de France en in 1990 was hij tweede in de Giro d'Italia. Mottet won ook ritten in alle grote rondes (twee in de Giro en Vuelta, drie in de Tour) en droeg in 1987 zes dagen de gele trui.
Guillaume Bonnafond (Ag2R) komt ook uit de streek, maar hij is niet geselecteerd voor deze Tour de France.

Bourg-lès-Valence mag voor het eerst de Tour de France verwelkomen, wel was het vorig jaar de startplaats van de door Bert Grabsch gewonnen tijdrit in de Dauphiné Libéré.




De eerste 50km vormen een vals platte aanloop naar de enige hindernis van de dag, de Col de Cabre (1180m hoog, 5km á 5.9%) van derde categorie. De rest van de rit loopt grotendeels vals plat bergaf tot de finish, ideaal voor de sprintersploegen.

dinsdag 13 juli 2010

Etappe 9: Morzine-Avoriaz - Saint-Jean-de-Maurienne

In een Tour waar het zwaartepunt in de Pyreneeën ligt staat vandaag de zwaarste Alpenrit op het programma: drie serieuze klimmen om het veld uit te dunnen en een finale op de enige echte Alpenreus van dit jaar: de Col de Madeleine.

De start is in Morzine, onder aan de klim naar Avoriaz waar voor de rustdag nog de aankomst lag en Andy Schleck de rit won. Hiervoor verwijs ik naar de voorbeschouwing op etappe 7.


Saint-Jean-de-Maurienne is een stadje met bijna 10.000 inwoners in het departement Savoie en de regio Rhône-Alpes. Het is de hoofdstad van de Maurienne vallei en ligt zo'n 30km ten westen van de Italiaanse grens en 110km ten westen van Torino (Turijn). Het werd pas 150 jaar geleden Frans en heeft dan ook een "Italiaanse" geschiedenis met bijbehorende naam: San Giovanni di Moriana.


Saint-Jean-de-Maurienne

Het stadje is door de Romeinen gesticht onder de naam Moriana en werd in de zesde eeuw de zetel van een bisdom. In 1032 werd Moriana onderdeel van het graafschap en latere hertogdom Savoye, binnen Savoye was het een belangrijke vesting in het westen om de grens te beschermen tegen de constante dreiging van een Franse invasie. Men kon echter niet verhinderden dat Moriana tijdens de Franse revolutie werd veroverd, nadat Napoleon verdreven was kreeg Savoye het gebied echter weer terug. Een paar decennia later waren de Savoyes de drijvende kracht achter de "Risorgimento" (de strijd voor een verenigd Italië) geworden en men sloot een verbond met de Fransen om de gezamenlijke vijand Oostenrijk te bestrijden. Frankrijk kreeg in ruil voor de politieke en militaire steun in 1860 de Savoiaanse gebieden ten westen van de huidige Frans-Italiaanse grens, sindsdien is het Frans. De stad staat tegenwoordig vooral bekend om de Opinel, een soort zakmes dat hier sinds 1895 wordt geproduceerd. Het familiebedrijf Opinel heeft een omzet van ongeveer 10 miljoen euro en is een belangrijke economische motor voor de stad, evenals het skistation La Toussuire met 22 skipistes van in totaal 55km.

De bekendste persoon uit de stad is de skiër Jean-Pierre Vidal die in 2002 goud won op de slalom in de Olympische Spelen van Salt Lake City. Het is sowieso een stad van slalom specialisten met verder o.a. Jean-Noël Augert (goud WK 1970) en Jean-Baptiste Grange (brons slalom WK 2007) die hier vandaan komen.

Ondanks de nabijheid van beroemde wielerbergen als de Madeleine, Croix-de-Fer en Galibier is het pas de eerste keer dat hier een aankomst is gepland. Het nabij gelegen skistation La Toussuire was wel een paar keer het decor van een etappe in de Dauphiné Libéré (Iban Mayo won er in 2006, Chris Anker Sörensen in 2008) en één keer in de Tour: de etappe in 2006 waar Michael Rasmussen een lange solo succesvol afrondde en Floyd Landis een grote inzinking beleefde. De volgende rit begon beneden in Saint-Jean-de-Maurienne en weer trok Floyd Landis de aandacht naar zich toe, nu met een legendarische en inmiddels beruchte monsterontsnapping naar Morzine.
Vandaag dus weer een etappe tussen Morzine en Saint-Jean-de-Maurienne, alleen nu in tegengestelde richting en met een iets andere route (al zijn drie bergen uit de rit van toen vandaag ook weer in het parcours opgenomen).




De etappe begint met een afdaling (en een kort knikje van de 4e categorie) vanuit Morzine naar de voet van de eerste col van de dag, de Col de la Colombière (1618m hoog, 16.5km á 6.7%) van de eerste categorie. De Colombière is, ondanks een rustige aanloop en een stukje veredeld vals plat, een (naar Franse begrippen) steile klim met percentages van 8% en naar het einde toe zelfs boven de 10%.
Het is al de 20e keer dat de Colombière in het parcours is opgenomen. De Spanjaard Fernando Manzaneque kwam er in 1969 als eerste boven en werd opgevolgd door onder andere Luis Herrera (1985), Richard Virenque (1997), Marco Pantani (2000), Mario Aerts (2002), Floyd Landis (2005), Linus Gerdemann (2007) en vorig jaar Frank Schleck.



Na de afdaling begint gelijk weer de volgende klim, de Col des Aravis (1487m hoog, 7.6km á 5.9%) is korter en minder steil, waardoor het slechts de tweede categorie heeft meegekregen. Hij werd wel maar liefst 36 keer beklommen in de Tour, al in 1912 toen Eugène Christophe als eerste de top aantikte. Hij kreeg o.a. Gino Bartali (1937, 1948), Charly Gaul (1955), Lucien van Impe (1975), Marino Lejarreta (1982), Robert Millar (1984), Marco Pantani (2000), Mario Aerts (2002) en als laatste Patrice Halgand (2006) als opvolgers.


(vanaf La Clusez)

De korte en snelle afdaling van de Avaris wordt opgevolgd door direct weer een klim, nu is het de Col des Saisies (1660m hoog, 14.4km á 5.1%) van de eerste categorie. De eerste negen kilometer zijn zeer onregelmatig waar makkelijke en steilere stukken elkaar voortdurend afwisselen, hierna zit er een korte afdaling in de beklimming en de laatste kilometers lopen weer (veredeld vals plat) omhoog tot de top.
Deze klim is voor de 11e keer opgenomen in het parcours en werd ontmaagd door onze eigen Henk Lubberding (1979), sindsdien volgden o.a. Pedro Delgado (1984), Claudio Chiappucci (1992), Marco Pantani (2000), Mario Aerts (2002), Patrice Halgand (2006) en vorig jaar Thor Hushovd.



Na 30km dalen en 20km vlak doemt de hoogste, langste en zwaarste Alpencol van de Tour in 2010 op: de Col de la Madeleine (2000m hoog, 25.5km á 6.2%) van de buitencategorie. Het is een klim in trapjes, steeds een paar steile kilometers afgewisseld met een paar minder steile. Het begint steil met percentages tot 9%, hierna vlakt hij af tot bijna het nulpunt, vervolgens weer steile tot zelfs 10%. Het slot bestaat uit drie makkelijke en drie steilere kilometers, maar de laatste kilometer is weer een stuk minder steil.
De Madeleine wordt vandaag voor de 22e keer beklommen, de Spanjaard Andres Gandarias (1969) was de eerste en Santiago Botero in 2005 de laatste. Tussendoor werd de lijst van Madeleine-bedwingers gesierd door namen als Lucien van Impe (1979, 1981, 1983), Pedro Delgado (1984), Richard Virenque (1995, 1996, 1997), Jan Ullrich (1998), Gilberto Simoni (2004) en voor de Nederlanders natuurlijk vooral Michael Boogerd tijdens zijn solo naar La Plagne in 2002.



De afdaling is met een lengte van 18.5km, een dalingspercentage van 8% gemiddeld en een aantal technische bochten zeer uitdagend en dat kan in deze rit wel eens beslissend worden. De renners moeten als ze beneden zijn nog 13.5 kilometer afleggen met wat korte stukjes bergop in de laatste drie kilometer.