maandag 30 augustus 2010

Etappe 3: Marbella - Málaga (157.3km)

De ronde is pas drie dagen oud, maar nu al wordt de eerste bergrit verreden al ligt de berg waar het om gaat waarschijnlijk te ver van de finish om al te veel te weeg te brengen. Toch is spektakel verzekerd in de finale, want er is nog een lastige aankomst op de Monte Gibralfaro in Málaga, de stad van Pablo Picasso.

Málaga is met zo'n 568.000 "Malagueños" de tweede stad van Andalucía en de zesde van Spanje, het is tevens de hoofdstad van de gelijknamige provincie (1.6m) en een stedelijk gebied waar 864.000 mensen wonen. De stad ligt aan de Costa del Sol en de rivieren Guadalmedina en Guadalhorce, die hier in de Baai van Málaga uitmonden. De stad is gebouwd op en rond enkele heuvels en wordt van het binnenland gescheiden door het "Montes de Málaga" gebergte waarvan de hoogste top 1031 meter boven zeeniveau ligt.


Málaga

De stad werd rond 770 v.C. gesticht als de Fenicische kolonie Malaka en werd door de gunstige ligging aan een natuurlijke haven bij een aantal zilver en kopermijnen één van de belangrijkste kolonies aan de Andalusische kust. De oude Grieken stichtten hier vlakbij de kolonie Mainake, maar deze was niet succesvol en er werd nooit meer iets van vernomen. In 573 v.C. werd Malaka overgenomen door de Carthagen. De Romeinen veroverden de stad tijdens de Tweede Punische Oorlog en noemden het Malaca. Malaca was binnen de provincie Hispania Ulterior en later Hispania Baetica een middelgrote stad van redelijk belang, het belangrijkste overblijfsel uit deze periode is het Teatro Romano uit de eerste eeuw.


De overblijfselen van het Romeinse theater

Na het instorten van het (West-)Romeinse rijk viel Málaga zoals heel Andalucía in handen van de Vandalen en later de Visigoten, in 552 werd Málaga echter ook veroverd door het Byzantijnse (Oost-Romeinse) rijk dat de glorie van het oude Romeinse rijk probeerde te herstellen. De Byzantijnen hadden maar weinig succes in Hispania, Málaga en Cartagena waren de enige steden van belang die (voor langere tijd) veroverd werd. De Visigoten heroverden Málaga in 615 en Cartagena in 624.
De Moren veroverden de stad in 711 of 712 en noemden het Malaqa, onder hen werd het weer een belangrijke havenstad en floreerde de handel met de islamitische wereld en Italiaanse staten zoals Genua. Málaga werd in 1026 één van de vele Taifa koninkrijken die zich losrukte van het Kalifaat van Córdoba, al werd het van 1058 tot 1073 wel bezet door Granada en in 1090 zoals alle Taifa geannexeerd door de Almoraviden. Het belangrijkste Moorse monument van de stad is het "Alcazaba de Málaga" en stamt uit deze tijd. Het imposante bouwwerk staat op de flanken van de Monte Gibralfaro en is de best bewaard gebleven Moorse citadel van Spanje.


Alcazaba de Málaga

De macht van de Almoraviden begon in de jaren '40 van de 12e eeuw af te brokkelen, waardoor veel steden kans zagen zich onafhankelijk te verklaren en er een tweede Taifa periode ontstond. Málaga werd onafhankelijk in 1145, maar zou in 1153 alweer heroverd worden door de Almohaden die de macht hadden overgenomen van de Almoraviden en de orde herstelden. In de 13e eeuw verloren echter ook zij de controle, mede doordat ze van alle kanten werden aangevallen door zowel de christenen in Al-Andalus als rivaliserende moslims in Afrika. Málaga was van 1029 tot 1238 weer een onafhankelijke Taifa, hierna werd het onderdeel van Granada dat onder de Nasriden als laatste Moorse koninkrijk zou overblijven.
In de eerste helft van de 14e eeuw bouwde koning Yusuf I bovenop de Monte Gibralfaro het Castillo de Gibralfaro om het Alcazaba en de stad nog beter te kunnen verdedigen. Gibralfaro is een verbastering van het Arabische "Jbel-Faro", wat zoiets als "berg van het licht" betekent, waarschijnlijk werd de heuvel al in de oudheid gebruikt als vuurtoren. De finish van deze etappe ligt op deze heuvel bij het Castillo.


Castillo de Gibralfaro

Málaga bleek dankzij de uitstekende verdedigingswerken niet inneembaar voor de troepen van "los Reyes Católicos", waarop zij de stad meer dan zes maanden afsloten van de buitenwereld alvorens de uitgehongerde Moren zich in 1487 eindelijk over gaven. De Nasriden verloren hiermee hun tweede stad, belangrijkste haven en eigenlijk de oorlog al viel de hoofdstad zelf pas in 1492. Málaga verloor onder Spaans bewind veel van haar belang, het was nu niet meer de belangrijkste havenstad van het land waar het in lag en de overgrote deel van de bevolking was joods of moslim, zij die zich niet lieten bekeren moesten het land verlaten en de stad verloor dan ook veel van haar inwoners. De oude moskee werd ook afgebroken zodat er op dezelfde plaats een kathedraal kon verrijzen. De bouw van de "Santa Iglesia Catedral Basílica de la Encarnación" startte in 1528 en werd pas in 1782 afgerond, al werd één van de twee geplande torens wegens geldgebrek nooit voltooid waardoor het de bijnaam "La Manquita" (de eenarmige) draagt. De toren die wel werd afgebouwd is 84 meter hoog.


De kathedraal van Málaga

In de 19e eeuw werd Málaga één van de belangrijkste industriesteden van Spanje, vooral de textiel en staalindustrie behoorden tot de belangrijkste van het land, de haven groeide weer en tienduizenden arbeiders trokken naar de stad. In de vorige eeuw werden de staalfabrieken echter gesloten, waarna de stad in een economisch verval raakte. De werkloosheid was hoog, het onderwijs slecht en de bevolking arm. Málaga werd een bolwerk van de communistische partij die niets moest hebben van generaal Franco toen die tijdens de Spaanse burgeroorlog de stad in nam, Málaga zat vol gewapende en het zou nooit rustig worden in de stad waar zo’n 20.000 mensen omkwamen in gevechten, bombardementen (door Franco’s Italiaanse bondgenoten) of executies. Málaga was dan één van de zwaarst getroffen steden van de burgeroorlog. De stad kwam onder het bewind van Franco wel weer uit het economische slop door de opkomst van het toerisme, net als in Marbella werden er talloze hotels uit de grond gestampt en was er een explosieve bevolkingsgroei: van 188.000 in 1930 tot 560.000 in 1990. Sindsdien is het inwonertal nauwelijks toegenomen, mede doordat de badplaats Torremolinos een zelfstandige gemeente is geworden.

Málaga was tot 1972 de grootste stad van Europa zonder universiteit, in dat jaar werd de "Universidad de Málaga" opgericht die met een kleine 40.000 studenten net als de stad zelf erg snel is gegroeid. Hetzelfde geldt voor het "Aeropuerto de Málaga" dat met 11.6 miljoen vervoerde passagiers in 2009 het vierde vliegveld van Spanje is geworden achter Madrid-Barajas, Barcelona en Palma de Mallorca. De haven van Málaga is een populaire stopplaats voor cruiseschepen en vormt de belangrijkste verbinding met de Spaanse enclave Melilla in Marokko. Sinds 2007 is de stad ook aangesloten op het netwerk van de AVE, de hogesnelheidslijn van Spanje, de treinen rijden naar Córdoba en vanuit daar kan men naar Sevilla of Madrid doorreizen.

De beroemdste "Malagueños" zijn voetballer Fernando Hierro (verdediger/clubicoon Real Madrid van 1989 tot 2003, 89 interlands & 29 goals), Hollywood ster Antonio Banderas (o.a. Desperado, The Mask of Zorro) en de misschien wel bekendste Spanjaard ter wereld Pablo Picasso. Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno María de los Remedios Cipriano de la Santísima Trinidad Ruiz y Picasso werd in 1881 geboren in Málaga en is één van de meest invloedrijke kunstenaars van de 20e eeuw, er zijn twee musea in zijn geboortestad aan hem gewijd, waaronder zijn geboortehuis.
Verder o.a. de 16e eeuwse ontdekkingsreiziger Ruy López de Villalobos (ontdekker van diverse eilandjes in de Grote Oceaan, naamgever van de Filippijnen naar koning Filips II van Spanje), de militair Antonio Tejero (leider van de mislukte Spaanse staatsgreep in 1981) en de populaire zangeres Nuria Fergó (bekend geworden door een "Idols-achtig" programma).


Casa Natal de Picasso

De plaatselijke voetbalclub Málaga CF speelde al dertig seizoenen op het hoogste niveau, maar kwam nooit verder dan de zevende plaats en werd afgelopen seizoen pas 17e, ze spelen hun thuiswedstrijden in het "Estadio La Rosaleda" dat een capaciteit van 29.000 toeschouwers heeft. De basketbalclub CB Málaga werd in 2006 kampioen van Spanje, won in 2005 de Copa del Rey en in 2001 de Korac Cup (het inmiddels verdwenen derde Europese bekertoernooi). De stierenvechtarena "Plaza de toros de La Malagueta" is in 1876 gebouwd en heeft een capaciteit van 14.000 toeschouwers. De stad organiseerde in 2006 het EK atletiek in het "Estadio Ciudad de Málaga" waar een kleine 11.000 man in passen.

Málaga heeft geen bekende wielrenners voortgebracht, maar uit de provincie komt wel Pedro Torres Cruces. Hij won in zowel de Tour van 1973 als de Vuelta van 1977 een etappe plus het bergklassement en reed zes keer top 10 in een grote ronde met als beste resultaat de tweede plaats in de Vuelta van 1980, geen enkele renner uit Andalucía deed ooit beter. Het is de twaalfde keer dat de Vuelta in Málaga aankomt, ook is hier veertien keer een rit van start gegaan. De belangrijkste winnaars in Málaga waren de Belg Gustaaf Deloor (1936), de Italiaanse sprinters Mario Cipollini (2002) en Alessandro Petacchi (2004) en de Zwitser Alex Zülle die in 2000 de proloog won. In 2006 ging de ronde hier weer van start, toen met een door CSC gewonnen ploegentijdrit.




De etappe van vandaag speelt zich volledig af in de provincie Málaga, het is echter geen simpel ritje langs de Costa del Sol want er moet gelijk vanuit het vertrek geklommen worden op de Puerto de Ojén (570m hoog, 8.7km á 5%) van tweede categorie. De renners die in de vroege vlucht willen zitten zullen dus een beetje moeten klimmen, al volgt er na dit een klimmetje een kleine honderd kilometer "Spaans vlak".

Nadat er 102.8km verreden zijn komen de renners al eens in Málaga en bij het verlaten van de stad doemt gelijk de zwaarste klim van de dag op, de Puerto del León (920m hoog, 15.8km á 5.5% gem. en 10% max.) van eerste categorie. De zwaarste stroken liggen aan het begin en vlak voor het einde van de klim met percentages tot 10%, hier tussen is het vooral een "loper" met zelfs even een stukje vals plat tussendoor. De León is geen moordende col dus en aangezien er op de top nog 36.9km te rijden zijn, hoeven we geen grote strijd tussen de favorieten van het klassement te verwachten.



De afdaling is precies 20km lang, hierna is het nog wat op en af tot Málaga. Na een rondje door de stad komen de renners aan de voet van de Monte Gibralfaro, de slotklim naar het Castillo is 1800 meter lang met een gemiddeld stijgingspercentage van 5.5%. Een klimmetje voor de explosieve types dus.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten