woensdag 11 mei 2011

Etappe 5: Piombino - Orvieto (191km)

De Giro gaat, hoe moeilijk het ook is, weer verder en dus zal er vandaag weer gekoerst worden in de tot dusver lastigste rit van de ronde. Het recept van vandaag is een heuvelachtige finale met 19km aan onverharde "Strade Bianche" en aankomst op een klimmetje.

Piombino is een havenstad met 35.000 inwoners in de provincie Livorno (343k) en regio Toscana (3.8m). Het is de officieuze hoofdstad van de Val di Cornia en ligt op een gelijknamige kaap aan de Etruskische kust, zo'n 75km ten zuiden van Livorno en pal tegenover het eiland Elba.


Piombino

Rond 900 v.C. stichtten de Etrusken de stad Pupluna, vernoemd naar de god Puphluns van wijn en vruchtbaarheid. Het was de belangrijkste Etruskische havenstad en profiteerde vooral van de ijzermijnen op het nabij gelegen eiland Elba waardoor de metallurgische industrie en handel tot grote bloei kwamen. In de 3e eeuw v.C. werd de stad een bondgenoot van de opkomende grootmacht Rome waarna het veel wapens ging produceren voor de Romeinen die het Populonia noemden. De stad werd in de 1e eeuw v.C. echter grotendeels verwoest tijdens een bloederige burgeroorlog tussen de Romeinse leiders Marius en Sulla.

Populonia zou nooit meer zo groot en belangrijk als voorheen worden en na verwoestingen door o.a. de Goten (546), Lombarden (573) en Saracenen (809) werd de stad definitief verlaten. Het voormalige Populonia is tegenwoordig een archeologisch park met o.a. twee necropolissen en wat oude wegen die zijn blootgelegd in de jaren '90, ook is er een Etruskisch museum.


Necropolis in Populonia

Enkele kilometers ten zuiden van Populonia werd in de 9e eeuw een nieuwe nederzetting gesticht onder de naam Populino, de voorloper van het huidige Piombino. Het was een klein plaatsje van weinig belang tot het in 1155 werd geannexeerd door de maritieme Republiek Pisa waarna het uitgroeide tot de tweede havenstad van de republiek. In 1398 werd Pisa Milanees bezit (en in 1406 Florentijns) en Piombino een zelfstandig stadstaatje, het werd in 1589 een prinsdom en in 1805 verenigd met Lucca onder Elisa Bonaparte. Napoleon zette zijn zus Elisa in 1809 zelfs op de troon van het Groothertogdom Toscana waar Piombino dan ook aan werd toegevoegd. Piombino bleef na de Franse tijd Toscaans, Napoleon werd in 1814 nog verbannen naar Elba maar bleef hier zoals bekend niet zo lang.

Piombino is tegenwoordig vooral een haven- en industriestad, zo staan er twee staalfabrieken en een grote elektriciteitscentrale. Het toerisme is ook steeds belangrijker geworden, vooral vanwege de verbindingen met Elba. Piombino is ook de hoofdstad van de Val di Cornia, een streek in het zuiden van de provincie Livorno die vooral bekend staat om de gelijknamige wijn. De lokale voetbalclub Atletico Piombino is in 1921 opgericht, kwam nooit verder dan de Serie B en speelt tegenwoordig in een amateurcompetitie op het achtste niveau.

Bekende "Piombinesi" zijn o.a. zanger Riccardo Fogli (diverse Italiaanse hits die door Marco Borsato in het Nederlands zijn uitgebracht zoals "Dromen zijn Bedrog"), politicus Fabio Mussi (Minister van Onderwijs 2006-2008) en de voetballers Lido Vieri (4 caps, keeper van o.a. Torino en Inter jaren '60-70 en Europees kampioen 1968) en Aldo Agroppi (5 caps, middenvelder van o.a. Torino jaren '70 en trainer van o.a. Fiorentina jaren '80-90).

De Giro kwam hier nog niet eerder en er komen ook geen bekende wielrenners uit Piombino.


De aankomstplaats Orvieto is een stad met ongeveer 21.000 inwoners in de provincie Terni (235k) en de regio Umbria (907k). Het ligt zo'n 50km ten zuidwesten van de regionale hoofdstad Perugia (168k) op een plateau met uitzicht over een vallei waar de rivieren Paglia en Chiani samenkomen.


Orvieto

Er is veel onduidelijkheid over de oorsprong van Orvieto dat in elk geval Etruskische roots heeft, het wordt vaak gelinkt aan de belangrijke Etruskische stad Velzna (Volsinii in het Latijn) al is hier geen zekerheid over. Het opstandige Velzna werd in 264 v.C. volledig verwoest door de Romeinen die later het huidige Orvieto stichtten onder de naam Urbs Vetus ("oude stad"). De stad werd na de val van het (West) Romeinse rijk verwoest en veroverd door vele volken waaronder de Goten, Byzantijnen en de Lombarden die het onderdeel van het Hertogdom Spoleto maakten.

Rond het jaar 1000 werd Orvieto een vrije stad en begon een bloeiperiode waarin het tot de grootste en belangrijkste stadstaten van centraal Italië behoorde. Het ging hierna echter ten onder aan een bloederige interne strijd tussen families van de pausgezinde Guelfi en keizergezinde Ghibellini. In 1450 werd het verzwakte Orvieto geannexeerd door de Kerkelijke Staat, waarvan het in 1860 werd losgerukt om een jaar later opgenomen te worden in het verenigde Italië.


Duomo di Orvieto

Het belangrijkste monument van Orvieto is de gotische kathedraal die tussen 1290 en 1591 gebouwd is, de stad staat verder vooral bekend om haar (vooral witte, maar ook rode) wijnen. Orvieto is op een plateau van vulkanisch tufsteen gebouwd en veel van dit gesteende is door de jaren heen naar boven gehaald voor bouwmateriaal, waardoor er veel ondergrondse grotten en gangen te vinden zijn.

Bekende "Orvietani" zijn o.a. politicus Luca Coscioni (voorvechter van stamcelonderzoek, zelf verlamd door en in 2006 overleden aan een zeldzame neurologische ziekte), voetballer Mario Frustalupi (middenvelder van o.a. Sampdoria, Inter en Lazio jaren '60-70) en hardloper Stefano Tilli (Europees indoor kampioen 60m 1983 & 200m 1985). De stad heeft geen bekende wielrenners voortgebracht. Umbria is sowieso geen sterke wielerregio, slechts twee keer wist een Umbriër een grote koers te winnen: Adolfo Leoni (Milano-Sanremo 1942) en Bruno Landi (Giro di Lombardia 1953). Eros Capecchi (Liquigas) is de enige actieve prof uit Umbria en doet ook mee in deze Giro, op een lager niveau rijdt ook Fortunato Baliani (D'Angelo) nog zijn koersjes.

Orvieto was vijf keer aankomstplaats in de Giro met winst voor Alfredo Binda (1929), de Spanjaard Domingo Perurena (1971), de Belg Roger de Vlaeminck (1975), Silvano Contini (1980) en de Spanjaard Aitor González Jiménez (2002). De stad is morgen ook voor de vierde keer startplaats van de etappe, de laatste keer was in 1980 toen de Spanjaard Juan Fernández Martín een rit naar Fiuggi (ook morgen de finishplaats) won.





Het grootste deel van de rit wordt op Toscaanse bodem afgewerkt door de provincies Livorno, Grosseto en Siena. Siena is bekend van de eendagskoers "Strade Bianche" die in maart wordt gereden over de onverharde witte wegen van het Toscaanse heuvelland en vorig jaar deed ook de Giro een vergelijkbaar parcours in deze streek aan, het werd een gedenkwaardige etappe gewonnen door Cadel Evans.

Vandaag zijn er ook drie van deze onverharde wegen in het parcours opgenomen met een totale lengte van 19km. Nadat het peloton al het nodige klimwerk achter de rug heeft wordt op 37km van de streep de finale geopend met de onverharde beklimming van de Croce di Fighini (732m|3km|5.5% gem. en 15% max.) en ook de afdaling is onverhard wat de totale lengte van deze eerste strook op 7.5km brengt.

De renners zijn dan in Umbria aangekomen waar ook van dit soort "Toscaanse" onverharde wegen liggen. De eerste is slechts 2km lang en ligt op 25.2km van de streep, maar na 700 meter asfalt begint de volgende alweer en deze is maar liefst 9.5km lang en eindigt met slechts 15km aan geasfalteerde wegen voor de wielen.

Op 2.5km van de finish begint de slotklim naar het hoog gelegen Orvieto. De eerste 600 meter zijn gelijk erg steil aan gemiddeld 11.9% en met een maximaal stijgingspercentage van 15%. Na een kort knikje bergaf ligt er nog een kilometer aan een procent of 4.5% en ook de laatste honderden meters lopen nog licht bergop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten