De klimtijdrit is achter de rug en op papier resteren nog slechts de afsluitende tijdrit in Verona en de twee zware bergetappes van vrijdag (Mortirolo) en zaterdag (Gavia) om het klassement te maken. Deze, in het rondeboek als heuvelritje, aangemerkte etappe is normaal gesproken voor de vluchters, maar mag zeker niet onderschat worden met een serieuze klim halverwege en een ellendig lang stuk licht bergop in de finale.
Brunico (Duits: Bruneck, Ladinisch: Bornech) is met ruim 15.000 inwoners de vijfde stad van de provincie Bolzano in de regio Trentino-Alto Adige. Het is de belangrijkste plaats in de Val Pusteria (Duits: Pustertal) en ligt aan het riviertje de Rienza (Duits: Rienz). De bergen rondom Brunico heten Plan de Corones (2.275m, Duits: Kronplatz), Croda Nera (3.105m, Duits: Schwarze Wand) en Monte Sommo (2.417m, Duits: Sambock).
Brunico
Bruneck is in 1256 gesticht door Bruno von Kirchberg, de prinsbisschop van Brixen. Hij vernoemde het naar zichzelf (Brunegg) en was hier vijf jaar eerder al begonnen met de bouw van het kasteel dat nu nog altijd op een heuvel boven de stad uittorent. Het stadje was gunstig gelegen op de drukke handelsroute tussen Augsburg en Venezia en vervulde een centrumfunctie voor het Pustertal dat in 1500 in het graafschap Tirol werd opgenomen. De stad werd in 1723 vrijwel volledig verwoest door een grote brand. Het kwam de Eerste Wereldoorlog vrijwel ongeschonden door, maar werd in de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd door de geallieerden.
Na de oorlog ontstonden er relatief veel diensten en industrie, waardoor Brunico nu na de hoofdstad Bolzano de meeste arbeidsplaatsen heeft van de provincie, al is het pas vijfde qua aantal inwoners. Er is ook een dependance van de Universiteit van Bolzano waar economische studies worden gegeven en het 6e Alpini regiment van het Italiaanse leger is hier gelegerd. De meest gesproken taal in de stad is Duits (83%), gevolgd door Italiaans (15%) en Ladinisch (2%).
Het 13e eeuwse Castello di Brunico
De afgelopen zomers belegden Internazionale en AS Roma hier regelmatig een trainingskamp ter voorbereiding op het voetbalseizoen. De belangrijkste sportclub is ijshockeyclub HC Pustertal dat in de Serie A uitkomt, verder zijn er skiliften naar de Kronplatz en is er een rodelbaan. De vier gebroeders Huber wonnen van eind jaren '80 tot begin deze eeuw talloze medailles op grote toernooien in het bobsleeën of rodelen. Wilfried Huber (rodelen 1994) en Günther Huber (tweemansbob 1998) werden zelfs Olympisch kampioen. Verder komen o.a. ski-mountaineer Manfred Reichegger (2x wereldkampioen en 4x Europees kampioen sinds 2003) en mountainbiker Hubert Pallhuber (wereldkampioen crosscountry 1997) uit Brunico. De belangrijkste niet-sporter is de 15e eeuwse schilder Michael Pacher, één van de grootste Renaissance schilders uit het Heilige Roomse Rijk en de stad wordt dan ook wel eens "Michael-Pacher-Stadt" genoemd.
Brunico was nog nooit aankomstplaats in de Giro, maar is wel voor de derde keer het vertrekpunt van een etappe. In 1997 was er een rit naar de Passo Tonale waar de Colombiaan José Jaime Gonzalez Pico als eerste boven kwam en in 2004 schreef de Rus Pavel Tonkov de etappe naar Fondo Sarnonico op zijn naam.
Peio (ook wel als Pejo geschreven) is een gemeente met 1.900 inwoners in de provincie Trento de regio Trentino-Alto Adige. Het ligt in de Val di Peio, een "zijtakje" van de Val di Sole, en bestaat uit de bergdorpjes Peio, Cogolo, Celledizzo, Celentino en Comasine. Peio Terme ligt op de flanken van de 3.645 meter hoge Monte Vioz (west) en de 3.678 meter hoge Punte San Matteo (noord), deze bergtoppen behoren tot het Ortles-Cevedale massief en liggen in het grootste natuurpark van Italië, het "Parco Nazionale dello Stelvio". De Passo dello Stelvio zelf ligt hier hemelsbreed ook maar een kilometer of 25 vandaan, aan de noordzijde van het massief. Aan de zuidwestelijke zijde ligt de Tonale, waar we later deze Giro nog een aankomst krijgen.
Peio
De Romeinen kenden deze afgelegen vallei al vanwege de magnetiet mijnen, het werd in de middeleeuwen echter vergeten en pas in 1398 "herontdekt" onder prinsbisschop Giorgio I van Trento. In de 19e eeuw werden de mijnen weer gesloten tot in de jaren '50 van de vorige eeuw twee bedrijven het nog eens probeerden, de operatie bleek echter niet rendabel en werd in 1967 definitief gestaakt.
In de Eerste Wereldoorlog werd hier hevig gevochten tussen Italië en Oostenrijk-Hongarije in de Slag van San Matteo op meer dan 3.000 meter hoogte. Het was de hoogste bekende veldslag uit de geschiedenis, tot een conflict tussen India en Pakistan in 1999. Waarbij veel slachtoffers aan beide kanten vielen, er worden nog steeds af en toe voorwerpen en stoffelijke overschotten gevonden uit deze periode (in 2004 nog drie bevroren lijken van Oostenrijkse soldaten op 3.400 meter hoogte). In de gemeente ligt ook een grote militaire begraafplaats en er is een monument opgericht voor de slachtoffers. In 2003 werd er ook een oorlogsmuseum geopend. De meeste mensen uit Peio emigreerden toen de mijnen gesloten werden, waardoor slechts wat veehouders en boeren achterbleven. In de vorige eeuw kwam het toerisme echter opzetten en ontstond bij de oude waterbronnen Peio Fonti (later hernoemd naar Peio Terme), een kuuroord en klein skioord met tien pistes en zes liften. Het riviertje de Noce is populair bij rafters en kajakkers.
Even ten westen van Peio (verder klimmen op de San Matteo) ligt het Forte Barba di Fiori, een vervallen Oostenrijks fort dat tussen 1860 en 1880 gebouwd is ter bescherming van de grens met Italië. Nog iets hoger ligt het Lago di Pian Palu, een meer dat door een dam is afgesloten. Voorbij dit meer werd de veldslag in de Eerste Wereldoorlog uitgevochten en kun je ook via een geitenpad doorklimmen naar de top van de San Matteo.
Forte Barba di Fiori
De bekendste persoon uit Peio is de in 1991 overleden politicus Bruno Kessler. Hij was president van de provincie Trento (1962-1973) en de autonome regio Trentino-Alto Adige (1974-1976) en één van de belangrijkste voorvechters voor meer autonomie, ook is hij één van de oprichters van de Universiteit van Trento in 1962. De Giro is hier alleen in 1986 geweest toen onze landgenoot Johan van der Velde won en een dag later Guido Bontempi de rit naar Bassano del Grappa op zijn naam schreef.
In de Giro del Trentino, een voorbereidingskoers op de Giro d'Italia, was hier in 2008 en 2009 een aankomst. Het werd twee keer een sprintje tussen de favorieten gewonnen door respectievelijk Stefano Garzelli (groep van negen) en Danilo di Luca (groep van vijf).
Het peloton daalt vanuit Brunico af richting de provinciale hoofdstad Bolzano die na 71.2km gepasseerd wordt. Het is dan nog 16 kilometer vlak tot de voet van de Passo delle Palada (1.523m hoog, 18.9km á 6.6% gem. en 16% max.). Deze klim is vooral in het begin lastig met een gemiddelde van 10.8% over de eerste 3.1 kilometer, hierna 3km wat op en af en de rest van de klim loopt vrij regelmatig rond de 7%.
Deze klim wordt officieel voor de zevende keer beklommen in de Giro, voor het eerst in 1940 toen Gino Bartali als eerste bovenkwam en voor het laatst in 1981 met de Belg Benny Schepmans die de punten pakte. In 1984 (Bruno Leali) en 1991 (Massimiliano Lelli) reden ze echter ook over deze klim, die de onbegaanbare Stelvio verving, er werden echter geen bergpunten uitgekeerd.
Na de 26.3km lange afdaling (waarin de grens tussen Bolzano en Trento wordt gepasseerd) zijn er nog 40.5km te rijden. Het loopt nu voortdurend omhoog tot aan de streep, grotendeels vals plat maar ook enkele iets steilere stukken, zoals ook de laatste 3.6 kilometer die een gemiddeld stijgingspercentage van 6.6% hebben met een stuk 12% op iets meer dan 2.5km voor de finish. Johan van der Velde was hier in 1986 als eerste boven en pakte de ritzege.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten