Deze Giro begint vandaag aan het allesbeslissende afsluitende drieluik. Zondag de tijdrit in Verona, morgen de bergrit naar de Tonale met onderweg de Gavia en vandaag staat de gevreesde Mortirolo op het programma.
Brescia is de aankomstplaats van gisteren, voor meer informatie zie de voorbeschouwing op die etappe. Lombardia (Ned: Lombardije) is met afstand de grootste regio van Italië, het heeft 9.8 miljoen inwoners verdeeld over niet minder dan twaalf provincies: Milano (3.1m), Brescia (1.2m), Bergamo (1.1m), Varese (876k), Monza e Brianza (840k), Como (587k), Pavia (540k), Mantova (410k), Cremona (361k), Lecco (337k), Lodi (225k) en Sondrio (182k). De hoofdstad is met 1.3 miljoen inwoners Milano (Ned: Milaan) dat overigens voor het eerst sinds 1989 geen rol speelt in de Giro d'Italia. Andere steden met meer dan 100.000 inwoners zijn Brescia (192k), Monza (121k) en Bergamo (119k).
De hoofdstad Milano
Lombardia is vernoemd naar de Longobarden, het Germaanse volk dat toen de stofwolken rondom het ingestorte West-Romeinse rijk waren opgetrokken het grootste deel van Italië had veroverd. Zij stichtte in 568 een koninkrijk met als hoofdstad Pavia, het huidige Lombardia was het centrum van dit in 35 hertogdommen verdeelde koninkrijk dat op haar hoogtepunt kwam in 751 toen het Byzantijnse Exarchaat van Ravenna werd geannexeerd. Nu de Byzantijnse bondgenoten van de paus waren verdwenen, bedreigden de Longobarden ook Roma waarop de paus de Frankische koning Pijn de Korte om hulp vroeg. De Franken versloegen de Longobarden in 754 en schonken het voormalige Exarchaat van Ravenna aan de paus die hierop de Kerkelijke Staat stichtte. Karel de Grote (de zoon van Pepijn de Korte) veroverde in 774 de rest van het Longobardische Rijk dat vanaf nu als het Koninkrijk Italië door het leven ging. Karel de Grote werd in 800 keizer en de titel koning van Italië (die vooral symbolische waarde had) ging later over naar de keizers van Heilige Roomse Rijk die tot 1648 in Pavia en later Milano werden gekroond tot koning van Italië. De kroon van Italië was al sinds de Longobardische tijd de zogenaamde "Corona Ferrea" (ijzeren kroon), waarin een spijker van het kruis van Jezus zou zijn verwerkt. Deze kroon werd later ook door Napoleon (1805-1814 als "koning van Italië) en de Oostenrijkse keizers (1815-1866 als "koning van Lombardo–Veneto") gedragen. In 1866 verloren de Oostenrijkers Lombardo-Veneto aan het moderne Italië en sindsdien ligt de kroon opgeslagen in de kathedraal van Monza.
De IJzeren kroon, meer dan 1.000 jaar gedragen door koningen en keizers
De Italiaanse steden in het Heilige Roomse Rijk ontwikkelden zich in de 11e en 12e eeuw tot rijke stadstaten die zich afkeerden van de keizers. In Lombardia resulteerde dit in het vormen van de door Milano aangevoerde Lombardische Liga die in 1176 de keizer versloegen in de legendarische Slag van Legnano (1176). De eeuwen hierna werden gekenmerkt door veel onderlinge strijd tussen en interne strijd binnen de steden. De steden die als sterkste uit deze strijd kwamen waren Milano en Mantova die in respectievelijk 1395 en 1433 hertogdommen werden en het grootste deel van het huidige Lombardia bestreken. Deze hertogdommen kwamen tijdens de Renaissance tot grote rijkdom, maar de heersende Sforza (oorspronkelijk Visconti) en Gonzaga families in deze steden werden hierna vervangen door de Spaanse en Oostenrijkse adel. In 1797 veroverde Napoleon het noorden van Italië waar hij verschillende vazalstaten stichtte, zoals in Lombardia (en Emilia) de Cisalpijnse Republiek. Deze werd in 1802 omgevormd in de Italiaanse Republiek (met Napoleon als president) en in 1805 het Koninkrijk Italië (met Napoleon als koning). Napoleon werd verslagen in 1814 en in 1815 werd in het Congres van Wenen besloten tot de voormalige hertogdommen Milano en Mantova werden samengevoegd met de voormalige Venetiaanse Republiek tot het koninkrijk Lombardia-Veneto dat een onderdeel van het Oostenrijkse keizerrijk werd.
Lombardia het decor van de Eerste Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog in 1848 en 1849 waarbij Oostenrijk werd aangevallen door het koninkrijk Sardegna (Piemonte), terwijl de lokale bevolking in verschillende steden in opstand kwam. De Oostenrijkers wonnen deze oorlog en sloegen opstanden als de "Cinque giornate di Milano" en "Dieci giornate di Brescia" met harde hand neer, waarbij in Milano honderden en in Brescia ongeveer duizend opstandelingen werden gedood. In 1859 werd Lombardia alsnog veroverd tijdens de Tweede Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog en Veneto volgde in 1866 bij de derde oorlog. Lombardia groeide na de stichting van Italië uit tot de economische motor van Italië wat het nog altijd is, het is goed voor bijna een kwart van de Italiaanse economie en het gemiddelde inkomen ligt ruim 25% boven het nationale gemiddelde. Het is ook de regio waar de separatistische partij Lega Nord opgericht en zeer populair is.
De regio Lombardia is de belangrijkste wielerregio van Italië met veel eendagskoersen zoals de Giro di Lombardia en Tre Valle Varesine, de rittenkoers Settimana Lombarda en elk jaar een aantal cruciale etappes in de Giro. Het heeft maar liefst 15 Girowinnaars voortgebracht die bij elkaar 25 keer wonnen, waaronder Alfredo Binda (de succesvolste Giro renner aller tijden) en Felice Gimondi (de enige Italiaan die alle grote rondes won).
Binda won, net als Coppi en Merckx, vijf Giri (1925, 1927, 1928, 1929, 1933), was 59 dagen klassementsleider (alleen Merckx deed beter: 78) en won 41 etappes (alleen Cipollini won er één meer). Hij werd in 1927 de eerste wereldkampioen op de weg en veroverde ook in 1930 en 1932 de regenboogtrui. Binda schreef verder o.a. 5x de Giro di Lombardia (1925, 1927-1929, 1931), 2x Milano-Sanremo (1929, 1931) en 4x op rij het Italiaans kampioenschap (1926-1929) op zijn naam. De Tour de France ontbreekt op zijn erelijst, hij nam alleen in 1930 deel aan de Franse ronde nadat de Giro organisatie hem had betaald om niet te starten in de Italiaanse ronde. Binda verloor een uur door een valpartij in etappe 7, maar won etappe 8 en 9 en stapte in etappe 10 uit de ronde.
Felice Gimondi won de Rondes van Italië (1967, 1969, 1976 + 7 ritten), Frankrijk (1965 + 7 ritten) én Spanje (1968 + 1 rit), werd wereldkampioen in 1973 en schreef verder o.a. Paris-Roubaix (1966), Giro di Lombardia (1966, 1973), Milano-Sanremo (1974) en 2x het Italiaans kampioenschap (1968, 1972) op zijn naam.
Alfredo Binda (l) en Felice Gimondi (r) zijn de grootste Lombardische wielrenners
De andere Lombardische Giro winnaars zijn o.a. de drie eerste individuele Giro winnaars Luigi Ganna (1909), Carlo Galetti (1910, 1911) en Carlo Oriani (1913). Hierna volgden Gaetano Belloni (1920), Learco Guerra (1934, ook wereldkampioen in 1932), Antonio Pesenti (1932), Vasco Bergamaschi (1935), Gianni Motta (1966), Fausto Bertoglio (1975), Roberto Visentini (1986), Ivan Gotti (1997, 1999), Stefano Garzelli (2000), Paolo Savoldelli (2002, 2005) en Ivan Basso (2006). Marco Giovanetti won in 1990 nog de Vuelta. Andere bekende ex-renners uit Lombardia zijn o.a. Michele Dancelli, Gianbattista Baronchelli, Guido Bontempi, Claudio Chiappucci, Stefano Zanini, Gianluca Bortolami, Giuseppe Guerini, Dario Frigo, Daniele Nardello en Eddy Mazzoleni.
Er rijden dit seizoen maar liefst 44 Lombardische renners bij een PT of PCT ploeg, waarvan er zestien in Amsterdam aan het vertrek stonden voor deze Giro d'Italia: Massimo Codol, Dario Andriotto, Stefano Garzelli (Acqua e Sapone), Mauro Santambrogio (BMC), Alessandro Bisolti, Marco Frapporti (Colnago), Marco Corti, Ermanno Capelli, Michele Merlo (Footon), Matteo Bono, Marco Marzano (Lampre), Alessandro Vanotti, Ivan Basso (Liquigas), Marco Velo (Quick Step), Morris Possoni (Sky) en Marco Pinotti (HTC-Columbia). Afwezig zijn o.a. Luca Paolini (Acqua e Sapone), Andrea Noè (Ceramica Flaminia), Francesco Gavazzi (Lampre) en Matteo Carrara (Vacansoleil).
Aprica heeft ruim 1.600 inwoners en ligt in de Lombardische provincie Sondrio. De 1.181 meter hoge bergpas verbindt de Val Camonica met de Valtellina.
Aprica
Het bergdorpje behoorde oorspronkelijk tot de gemeente Teglio en werd pas in 1927 een zelfstandige gemeente. Het stelde weinig tot niets voor, tot de Oostenrijkers in 1848 de gelijknamige bergpas aanlegden. Het diende als alternatief voor de Stelvio en Gavia die vanwege de grotere hoogtes een groot deel van het jaar onbegaanbaar waren. In 1870 werd het eerste hotel geopend en begon de verandering van een agrarisch dorpje van veehouders naar het moderne vakantieoord. Het heeft voor de wintersport o.a. 50km aan skipistes en een schaatsbaan, maar is ook in de zomer zeer populair bij wandelaars en klimmers. Aprica organiseert regelmatig nationale en internationale alpine skiwedstrijden, zoals in de jaren '70 en '80 drie keer een wereldbeker.
Het draait in deze etappe echter natuurlijk allemaal om de legendarische Passo del Mortirolo, die ook wel de Passo della Foppa wordt genoemd. In 774 zou Karel de Grote hier de Longobarden hebben verslagen in een belangrijke veldslag, waarna hij naar de hoofdstad Pavia kon trekken om het Longobardische koninkrijk ten val te brengen. In 1945 werd er weer gevochten rond de Mortirolo tussen de Duitsers en het partizanen verzet.
De negen veldslagen op de flanken van de Mortirolo in de Giro werden gewonnen door Leonardo Sierra (1990), Franco Chioccioli (1991), Marco Pantani (1994), Ivan Gotti (1996), Wladimir Belli (1997), Roberto Heras (1999), Raffaele Illiano (2004), Ivan Basso (2006) en Antonio Colom (2008). De meest legendarische beklimming is waarschijnlijk die van Marco Pantani in 1994, de jonge piraat had de vorige etappe naar Merano al gewonnen en liet hier op de Mortirolo mannen als Chiappucci, Berzin en Indurain zijn hielen zien. Pantani kwam met 2.52 voorsprong op Chiappucci aan in Aprica, Indurain (3.30) en Berzin (4.06) verloren nog veel meer, sindsdien wordt deze berg altijd geassocieerd met de in 2003 overleden Pantani voor wie er ook een monument is opgericht op deze berg.
Het monument van Marco Pantani op de Mortirolo
Aprica zelf is voor de achtste keer aankomstplaats in de Giro, alleen de eerste keer toen Vittorio Adorni (1962) won was dit zonder beklimming van de Mortirolo ervoor. De Venezuelaan Leonardo Sierra (1990), Franco Chioccioli (1991), Marco Pantani (1994), Ivan Gotti (1996), Roberto Heras (1999) en Ivan Basso (2006) mochten hier wel na het bedwingen van de Mortirolo het zegegebaar maken. De Spanjaard Angelino Soler (1962 naar Pian dei Resinelli), Adriano Baffi (1990 naar Gallarate) en Massimiliano Lelli (1991 naar Selva di Val Gardena) wonnen een rit die in Aprica van start ging. In 2008 kwam men hier voor het laatst, ook toen in een rit met de Mortirolo, maar de finish lag na de afdaling in Tirano waar Emanuele Sella als eerste aankwam.
Ivan Basso domineerde in 2006, kan hij het dit jaar weer?
Uitslag Aprica 2006
1 Ivan Basso (Ita) Team CSC 6.51.15 (30.784 km/h)
2 Gilberto Simoni (Ita) Saunier Duval-Prodir 1.17
3 Damiano Cunego (Ita) Lampre-Fondital 2.51
4 José E. Gutierrez Cataluna (Spa) Phonak Hearing Systems
5 Paolo Savoldelli (Ita) Discovery Channel Pro Cycling Team 6.03
Uitslag Tirano 2008
1 Emanuele Sella (Ita) CSF Group Navigare 6.52.45 (33.725 km/h)
2 Gilberto Simoni (Ita) Serramenti PVC Diquigiovanni-Androni Giocattoli 1.04
3 Joaquin Rodriguez (Spa) Caisse d'Epargne 1.22
4 Riccardo Riccò (Ita) Saunier Duval - Scott 1.30
5 Alberto Contador Velasco (Spa) Astana
14 Vladimir Karpets (Rus) Caisse d'Epargne 5.27
16 Vincenzo Nibali (Ita) Liquigas 10.53
De etappe begint nog vlak en voert het peloton langs het Lago d'Iseo, in dit meer ligt het grootste eilandje in een meer van Europa: Monte Isola. Na het meer begint de weg langzaam omhoog te lopen tot na 97.3km de eerste beklimming van de dag naar Aprica (1.173m hoog, 13.9km á 3.5% gem. en 15% max.) begint. Na de afdaling van 6.3km á 6.3% komen de renners aan de voet van de klim naar Trivigno (1.608m hoog, 11km á 7.6% gem. en 14% max.). Deze eerste zeven kilometer van deze klim zijn de lastigste met een gemiddelde van 9.3%, het begin en het einde is iets minder steil en op het tussenstuk ligt het stijgingspercentage bijna voortdurend boven de 10%. Het is pas de eerste keer dat deze klim genomen wordt in de Giro, de laatste keren reed men voor de Mortirolo over de Gavia.
Na de afdaling van 16.2km á 6.8% (met een zeer steil middenstuk!) komen de renners dan aan de voet van de Passo del Mortirolo. De cijfers: 1.854 meter hoog, 12.8 kilometer lang met een gemiddeld stijgingspercentage van 10.1% en maximaal 18%. De eerste kilometer is eigenlijk niet meer dan vals plat met een gemiddelde van 1.9% en hierna volgen 2.5 kilometers aan 9.7%. Het lastigste gedeelte is ook hier het middenstuk met iets meer dan 6 kilometer aan gemiddeld 12.2%, in het eerst deel komt het stijgingspercentage niet onder de 12%, naar het einde toe zakt het iets richting de 10 á 11%. De laatste 3.1km van de klim zijn gemiddeld 9.2%.
Na de afdaling (17km á 6.9%) kan je linksaf richting de Tonale (aankomst van zondag), of rechtsaf terug naar Edolo. Het nadeel van de Mortirolo is dat de Giro vrijwel altijd voor deze laatste optie kiest, waardoor er weer "geklommen" moet worden naar Aprica (1173m hoog, 15.6km á 3.1%). Het grootste deel van de beklimming is echter niet meer dan veredeld vals plat met zelfs wat stukjes bergaf erin, alleen de tweede kilometer (11.1%) is lastig te noemen. De klim is acht keer als "bergprijs" opgenomen in de Giro en nog een aantal keer zonder dat er punten te verdienen waren. Naast de eerder genoemde ritwinnaars in Aprica, waren ook o.a. Fausto Coppi (1950) en de Zwitser Stefan Joho (1988, de legendarische Gavia etappe van Johan van der Velde gewonnen door Erik Breukink) hier al eens als eerste boven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten