De Giro lijkt na de Mortirolo beslist, maar er moet nog één loodzware etappe gereden worden. De laatste rit in lijn van deze ronde heeft meer dan 6.300 hoogtemeters en in volle finale wordt de legendarische Gavia bedwongen. Het verleden heeft uitgewezen dat het behoorlijk kan spoken op de "Cima Coppi" en zeker ook de afdaling kan roze trui drager Ivan Basso nog in de moeilijkheden brengen.
Bormio heeft ruim 4.000 inwoners en ligt in de Lombardische provincie Sondrio (182k) op het hoogste punt van de Valtellina, een door de Adda rivier uitgeslepen vallei. In Bormio komt deze vallei samen met de Valdidentro, Valfurva en Valdisotto. Het is een belangrijk knooppunt in de Lombardische Alpen van waaruit je direct kunt klimmen naar de bergpassen Gavia, Stelvio, Umbrail en Foscagno of het skioord Bormio 2000.
Bormio
Het stadje stond al in de Romeinse tijd bekend om haar hete waterbronnen. Het behoorde vanaf 1135 tot de stadstaat Milano en kwam in 1512 met de rest van de vallei onder het bestuur van de Zwitserse Graubünden (Ita: Grigioni). In 1797 kwam de katholieke Valtellina (van Bormio tot Sondrio) in opstand tegen de voornamelijk protestante Graubünden (Ita: Grigioni) en koos het voor aansluiting bij de door Napoleon gestichte Cisalpijnse Republiek. Sindsdien volgt de vallei en dus ook Bormio de geschiedenis van de rest van Lombardia. In 1987 werd de Valtellina getroffen door extreem noodweer waarbij enkele dorpjes door grote modderstromen letterlijk van de kaart werden geveegd, 43 mensen kwamen om het leven en 25.000 verloren hun huis. De lokale economie draait uiteraard vooral op het bergtoerisme, maar ook de wijnbouw is hier erg belangrijk. De belangrijkste (rode) wijnsoorten uit de vallei zijn de "Sforzato di Valtellina" en "Valtellina Superiore", de laatste is weer verdeeld in vier subsoorten: Sassella, Inferno, Grumello en Valgella.
In de vorige eeuw groeide Bormio uit tot het centrum één van de belangrijkste wintersportgebieden van Italië, in het noorden liggen de pistes van de Stelvio waar ook in de zomer geskied kan worden en in het zuidoosten ligt het skioord Bormio 2000. Bormio organiseert regelmatig wereldbekerwedstrijden in het alpine skiën en organiseerde in 1985 en 2005 het WK. De afdalingpiste van de Stelvio is een klassieker en wordt beschouwd als één van de moeilijkste in de skisport. Bormio is ook het shorttrackcentrum van Italië waar veel (Europese) kampioenen zijn opgeleid.
Bekende Bormini zijn ski-mountaineers Roberta Pedranzini (6x goud WK sinds 2006) en Marco De Gasperi (5x goud WK tussen 1997 tot 2007), schaatser Stefano Donagrandi (goud OS 2006 ploegenachtervolging), shorttracker Nicola Franceschina (goud WK 2002 500m, zilver OS 2002 ploegenaflossing, 5x goud EK) en vooral de skister Deborah Compagnoni (goud OS 1992 Super-G, 1994 & 1998 reuzenslalom, 3x goud WK).
Bormio wordt vanwege haar geografische ligging bijna elk jaar wel aangedaan in de Giro, maar is pas voor de achtste keer startplaats van een etappe, onder andere Fiorenzo Magni (1953 naar Bolzano), de Spanjaard Miguel Poblet (1961 naar Milano), Franco Bitossi (1965 naar Brescia) en als laatste Stefano Garzelli (2004 naar Presolana) wonnen een rit die hier vertrok. Er zijn ook zes aankomsten geweest met ritzeges voor Fausto Coppi (1953), 2x de Luxemburger Charly Gaul (1960, 1961), Erik Breukink (1988), Gilberto Simoni (2000) en Damiano Cunego (2004). De etappe van Breukink in 1988 was de meest legendarische met een hoofdrol voor een andere Nederlander: Johan van der Velde. In apocalyptische weersomstandigheden reed van der Velde weg uit het peloton en voorbij alle vroege vluchters om als eerste boven aan de Gavia te komen, hij raakte echter net als vele anderen in de afdaling bevangen door de kou en stapte in de bezemwagen. De Nederlander in de paarse puntentrui werd met andere opgevers onderaan afgezet en mocht zijn ronde alsnog vervolgen, van der Velde zal voor de Italiaanse wielerfans altijd de "Uomo di Gavia" blijven. Erik Breukink won de rit door in de slotkilometers nog Andy Hampsten voorbij te rijden, de rest volgde op zeer grote achterstand.
Wilfried de Jong maakte enkele jaren geleden een reconstructie van deze historische etappe met de Nederlandse hoofdrolspelers, deze is hier te bekijken.
Johan van der Velde op de Gavia
Ponte di Legno heeft 1.800 inwoners en ligt in de Lombardische provincie Brescia (1.2m) en de Val Camonica. De Passo del Tonale is een 1.883 meter hoge bergpas tussen de Presanella (3.326m) en Monte Tonale (2.694m) door en het verbindt de Val Camonica met de Val di Sole in Trentino.
Ponte di Legno
De plaats vormde samen met buurgemeente Temù in de oudheid en vroege middeleeuwen een gebied dat Dalaunia werd genoemd, Ponte di Legno betekend in modern Italiaans "houten brug", maar de naam verwijst naar dit oude Dalaunia. Het gebied bestond grotendeels uit moeras, maar werd fel betwist tussen de stadstaten Brescia en Milano en later het hertogdom Milano en de Venetiaanse Republiek. Het dorpje Ponte di Legno werd in de Eerste Wereldoorlog bestookt met artillerievuur door de Oostenrijkers, die zich aan de andere kant van de Tonalepas (= toenmalige grens) hadden opgesteld. In de strijd op en rond de Tonale kwamen zo'n 800 mensen om.
In 1911 ontstond hier één van de eerste skiclubs van Italië en een jaar later kreeg Ponte di Legno officieel de titel van "prima stazione italiana di turismo e sports invernali" (eerste Italiaanse station van toerisme en wintersporten). Het is door recente uitbreidingen ook het grootste wintersportoord van Lombardia geworden met meer dan100km aan skipistes.
Ponte di Legno was één keer startplaats van een Giro etappe, Giacinto Santambrogio won toen een rit naar Lainate. De dag ervoor had Lino Farisato hier gewonnen uit een vroege vlucht en in 1997 deed de Colombiaan José Jaime "Chepe" Gonzalez Pico hetzelfde. De favorieten bleven bij elkaar en kwamen in een groep op ruim tien minuten binnen, toen was het echt de etappe vóór de Mortirolo en zaten er ook geen zware bergen voor de slotklim zoals vandaag wel het geval is.
Het peloton daalt vanuit het vertrek in Bormio de Valtellina vallei af (langs o.a. de voet van de Mortirolo) om na 40.6 kilometer het Zwitserse kanton Grigioni (Duits: Graubünden) binnen te rijden. In Zwitserland moet gelijk geklommen worden naar het Lago di Poschiavo (9.4km á 4.7%), waar geen bergpunten te verdienen zijn. Na ruim 4 kilometer vals plat komt men dan in het dorp Poschiavo waar de Forcola di Livigno (2.315m hoog, 18km á 7.1% gem. en 13% max.) begint. Deze onregelmatige klim wordt voor het eerst beklommen in de Giro en begint nog vrij rustig met 1.7km á 3.3%, de volgende 9.8 kilometer zijn redelijk steil met een gemiddelde van 8%, hierna vlakt de weg iets naar 6.6 en zelfs 4.3%, om naar het einde toe weer steiler te worden met 2km á 9.1% en het steilste stuk van 13%.
De renners zijn nu weer terug in Italië waar ze na bijna 15km dalen het beroemde (belastingvrije) skioord Livigno binnen rijden, hier begint de Passo di Eira (2.211m hoog, 6.2km á 6.4% gem. en 10% max.) die na een kort kinkje bergaf wordt opgevolgd door de Passo di Foscagno (2.291m hoog, 4km á 6.7% gem. en 10% max.). Deze twee korte klimmetjes lopen beiden vrij constant aan een percentage van 6.5 á 7%, onderbroken door bijna 3km bergaf á 6.3%.
De Eira en Foscagno zijn twee keer beklommen in de Giro (van de andere kant), de Spaanse superklimmer José Manuel Fuente (1972) en de Colombiaan Ivan Parra (2005) kwamen toen op beide beklimmingen als eerste boven aan. Parra won ook de rit in Livigno, Fuente moest de ritzege aan Eddy Merckx laten.
Vanaf de Foscagno daalt men terug naar Bormio voor de beklimming van de "Cima Coppi" (dak van de ronde), de legendarische Passo di Gavia. Deze gigant is 2.618 meter hoog, 24.9 kilometer lang met een gemiddeld stijgingspercentage van 5.6% en een maximum van 14%. Dit is eigenlijk de "makkelijke" kant van de Gavia en zeker de eerste 11.7 kilometer vallen wel mee met een gemiddeld van 4.4%. In het begin is het vooral veel (veredeld) vals plat, met een paar korte stukken van 7 á 8% tussendoor. De klim begint pas écht in Santa Caterina Valfurva waar de streep van de tussensprint van de dag is getrokken. De renners bevinden zich hier op een hoogte van 1.734 meter en krijgen nu 7.5 zeer onregelmatige kilometers van gemiddeld 7.8% voor de wielen. De laatste 2.2km zijn "slechts" 3.1%.
De Gavia werd precies vijftig jaar geleden voor het eerst beklommen in de Giro, ene Imerio Massignan kwam toen als eerste boven in de door Charly Gaul gewonnen etappe. Sindsdien volgden Johan van der Velde (1988), de Colombianen Hernan Buenahora (1996) en Chepe Gonzalez Pico (1999, 2000), de Kroaat Vladimir Miholjevic (2004), Spanjaard Juan Manuel Garate (2006) en de Mexicaan Julio Alberto Perez Cuapio (2008). De klim is ook drie keer geschrapt wegens weersomstandigheden (1961, 1967 en 1989).
De afdaling van de Gavia is wel aan de zware zijde en dus steil en technisch met een gemiddelde van 8.8% over 15.5km aan gemiddeld 8.8%, gezien de zwakke daalkunsten van Ivan Basso kan hier zeker nog iets gebeuren. De afdaling leidt de renners naar het dorp Ponte di Legno in het dal, waar de klim begint naar het skioord op de flanken van de Passo del Tonale (1.883m hoog, 12.1km á 5.2% gem. en 10% max.). De slotklim is eigenlijk een klim die meer in de Tour of Vuelta past, een zogenaamde loper over een brede autoweg. De eerste kilometers zijn veredeld vals plat en het wordt steeds ietsje steiler tot het stijgingspercentage is opgelopen naar 6 á 7% wat zo blijft tot de top.
De Passo del Tonale is maar liefst 23x keer beklommen in de Giro, in 1933 werd er voor het eerst een bergtrui uitgereikt met vier beklimmingen die punten waard waren. De Tonale was de zwaarste van deze vier en was in de slotrit naar Milano opgenomen, Alfredo Binda kwam op alle vier de klimmen als eerste boven en won soeverein de bergtrui (+ zes etappes en het eindklassement). Sindsdien pakten o.a. de Belg Rik Van Looy (1960), Italiaan Vittorio Adorni (1962), Chepe Gonzalez Pico (1997, enige aankomst) en als laatste Juan Manuel Garate (2006) hier de bergpunten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten