dinsdag 13 juli 2010

Etappe 9: Morzine-Avoriaz - Saint-Jean-de-Maurienne

In een Tour waar het zwaartepunt in de Pyreneeën ligt staat vandaag de zwaarste Alpenrit op het programma: drie serieuze klimmen om het veld uit te dunnen en een finale op de enige echte Alpenreus van dit jaar: de Col de Madeleine.

De start is in Morzine, onder aan de klim naar Avoriaz waar voor de rustdag nog de aankomst lag en Andy Schleck de rit won. Hiervoor verwijs ik naar de voorbeschouwing op etappe 7.


Saint-Jean-de-Maurienne is een stadje met bijna 10.000 inwoners in het departement Savoie en de regio Rhône-Alpes. Het is de hoofdstad van de Maurienne vallei en ligt zo'n 30km ten westen van de Italiaanse grens en 110km ten westen van Torino (Turijn). Het werd pas 150 jaar geleden Frans en heeft dan ook een "Italiaanse" geschiedenis met bijbehorende naam: San Giovanni di Moriana.


Saint-Jean-de-Maurienne

Het stadje is door de Romeinen gesticht onder de naam Moriana en werd in de zesde eeuw de zetel van een bisdom. In 1032 werd Moriana onderdeel van het graafschap en latere hertogdom Savoye, binnen Savoye was het een belangrijke vesting in het westen om de grens te beschermen tegen de constante dreiging van een Franse invasie. Men kon echter niet verhinderden dat Moriana tijdens de Franse revolutie werd veroverd, nadat Napoleon verdreven was kreeg Savoye het gebied echter weer terug. Een paar decennia later waren de Savoyes de drijvende kracht achter de "Risorgimento" (de strijd voor een verenigd Italië) geworden en men sloot een verbond met de Fransen om de gezamenlijke vijand Oostenrijk te bestrijden. Frankrijk kreeg in ruil voor de politieke en militaire steun in 1860 de Savoiaanse gebieden ten westen van de huidige Frans-Italiaanse grens, sindsdien is het Frans. De stad staat tegenwoordig vooral bekend om de Opinel, een soort zakmes dat hier sinds 1895 wordt geproduceerd. Het familiebedrijf Opinel heeft een omzet van ongeveer 10 miljoen euro en is een belangrijke economische motor voor de stad, evenals het skistation La Toussuire met 22 skipistes van in totaal 55km.

De bekendste persoon uit de stad is de skiër Jean-Pierre Vidal die in 2002 goud won op de slalom in de Olympische Spelen van Salt Lake City. Het is sowieso een stad van slalom specialisten met verder o.a. Jean-Noël Augert (goud WK 1970) en Jean-Baptiste Grange (brons slalom WK 2007) die hier vandaan komen.

Ondanks de nabijheid van beroemde wielerbergen als de Madeleine, Croix-de-Fer en Galibier is het pas de eerste keer dat hier een aankomst is gepland. Het nabij gelegen skistation La Toussuire was wel een paar keer het decor van een etappe in de Dauphiné Libéré (Iban Mayo won er in 2006, Chris Anker Sörensen in 2008) en één keer in de Tour: de etappe in 2006 waar Michael Rasmussen een lange solo succesvol afrondde en Floyd Landis een grote inzinking beleefde. De volgende rit begon beneden in Saint-Jean-de-Maurienne en weer trok Floyd Landis de aandacht naar zich toe, nu met een legendarische en inmiddels beruchte monsterontsnapping naar Morzine.
Vandaag dus weer een etappe tussen Morzine en Saint-Jean-de-Maurienne, alleen nu in tegengestelde richting en met een iets andere route (al zijn drie bergen uit de rit van toen vandaag ook weer in het parcours opgenomen).




De etappe begint met een afdaling (en een kort knikje van de 4e categorie) vanuit Morzine naar de voet van de eerste col van de dag, de Col de la Colombière (1618m hoog, 16.5km á 6.7%) van de eerste categorie. De Colombière is, ondanks een rustige aanloop en een stukje veredeld vals plat, een (naar Franse begrippen) steile klim met percentages van 8% en naar het einde toe zelfs boven de 10%.
Het is al de 20e keer dat de Colombière in het parcours is opgenomen. De Spanjaard Fernando Manzaneque kwam er in 1969 als eerste boven en werd opgevolgd door onder andere Luis Herrera (1985), Richard Virenque (1997), Marco Pantani (2000), Mario Aerts (2002), Floyd Landis (2005), Linus Gerdemann (2007) en vorig jaar Frank Schleck.



Na de afdaling begint gelijk weer de volgende klim, de Col des Aravis (1487m hoog, 7.6km á 5.9%) is korter en minder steil, waardoor het slechts de tweede categorie heeft meegekregen. Hij werd wel maar liefst 36 keer beklommen in de Tour, al in 1912 toen Eugène Christophe als eerste de top aantikte. Hij kreeg o.a. Gino Bartali (1937, 1948), Charly Gaul (1955), Lucien van Impe (1975), Marino Lejarreta (1982), Robert Millar (1984), Marco Pantani (2000), Mario Aerts (2002) en als laatste Patrice Halgand (2006) als opvolgers.


(vanaf La Clusez)

De korte en snelle afdaling van de Avaris wordt opgevolgd door direct weer een klim, nu is het de Col des Saisies (1660m hoog, 14.4km á 5.1%) van de eerste categorie. De eerste negen kilometer zijn zeer onregelmatig waar makkelijke en steilere stukken elkaar voortdurend afwisselen, hierna zit er een korte afdaling in de beklimming en de laatste kilometers lopen weer (veredeld vals plat) omhoog tot de top.
Deze klim is voor de 11e keer opgenomen in het parcours en werd ontmaagd door onze eigen Henk Lubberding (1979), sindsdien volgden o.a. Pedro Delgado (1984), Claudio Chiappucci (1992), Marco Pantani (2000), Mario Aerts (2002), Patrice Halgand (2006) en vorig jaar Thor Hushovd.



Na 30km dalen en 20km vlak doemt de hoogste, langste en zwaarste Alpencol van de Tour in 2010 op: de Col de la Madeleine (2000m hoog, 25.5km á 6.2%) van de buitencategorie. Het is een klim in trapjes, steeds een paar steile kilometers afgewisseld met een paar minder steile. Het begint steil met percentages tot 9%, hierna vlakt hij af tot bijna het nulpunt, vervolgens weer steile tot zelfs 10%. Het slot bestaat uit drie makkelijke en drie steilere kilometers, maar de laatste kilometer is weer een stuk minder steil.
De Madeleine wordt vandaag voor de 22e keer beklommen, de Spanjaard Andres Gandarias (1969) was de eerste en Santiago Botero in 2005 de laatste. Tussendoor werd de lijst van Madeleine-bedwingers gesierd door namen als Lucien van Impe (1979, 1981, 1983), Pedro Delgado (1984), Richard Virenque (1995, 1996, 1997), Jan Ullrich (1998), Gilberto Simoni (2004) en voor de Nederlanders natuurlijk vooral Michael Boogerd tijdens zijn solo naar La Plagne in 2002.



De afdaling is met een lengte van 18.5km, een dalingspercentage van 8% gemiddeld en een aantal technische bochten zeer uitdagend en dat kan in deze rit wel eens beslissend worden. De renners moeten als ze beneden zijn nog 13.5 kilometer afleggen met wat korte stukjes bergop in de laatste drie kilometer.

1 opmerking:

  1. Dank je wel dat je iedere keer zoveel moeite doet om zoveel informatie voor de liefhebbers te verzamelen. Het is iedere keer weer een plezier om het te lezen.

    Groetjes, Anke

    BeantwoordenVerwijderen