maandag 13 september 2010

Etappe 16: Gijón - Cotobello (181.4km)

Vanwege een gisteravond overleden PC een wat minder verhaal dan jullie van me gewend zijn.


Het laatste deel van het Cantabrisch-Asturische drieluik is tevens de koninginnenrit van deze Ronde van Spanje, drie steile bergen in de finale waaronder de ontmaagding van de Cotobello moeten voor de grote verschillen gaan zorgen die de afgelopen dagen uitbleven.


De havenstad Gijón (Asturisch: Xixón) ligt aan de "Costa Verde" (groene kust) en is met ongeveer 278.000 inwoners de 15e stad van Spanje en de grootste van Asturias. Het vormt samen met de 25km zuidelijker gelegen hoofdstad Oviedo (224k) en een aantal kleinere voorsteden het zevende stedelijke gebied van Spanje met in totaal zo'n 863.000 inwoners, 80% van de Asturische bevolking.


Gijón

Gijón is in de 6e of 5e eeuw v.C. gesticht door de Cilúrnigos, een stam behorend tot de Keltiberische Astures, en heette oorspronkelijk Noega wat later in de Romeinse tijd werd veranderd in Gigia. De Moren veroverden het in 713 en plaatsen hun gouverneur voor de noordkust van Al-Andalus hier, deze "Manuza" werd negen jaar later verslagen door Don Pelayo in de Slag bij Covadonga, waarmee de Reconquista begon en ook Gijón al snel werd opgenomen in het koninkrijk Asturias.

De stad ontwikkelde zich tot een havenstadje van regionaal belang, waar vooral de visserij belangrijk was. In de tweede helft van de 19e eeuw werd Gijón echter het centrum van de industriële revolutie in Asturias. Asturias werd een belangrijke mijnstreek (met name ijzer en steenkool) en Gijón kreeg veel grote staalfabrieken en andere industrie, terwijl de nieuwe haven "El Musel" al snel uitgroeide tot één van de belangrijkste van Spanje. Het is tegenwoordig de zesde haven van Spanje, al is de industrie sinds de jaren '80 geslonken wegens de sluiting van veel van de mijnen. De stad heeft zich de laatste 30 jaar, waarin de bevolking nog maar nauwelijks gegroeid, meer ontwikkeld tot een dienstenstad.


De "El Musel" haven

De in 1908 opgerichte voetbalclub Real Sporting de Gijón speelde 39 seizoenen op het hoogste niveau, met als beste resultaat de tweede plaats in 1978-1979 achter Real Madrid. De club werd vijf keer kampioen in de Segunda División de España en was twee keer verliezend finalist van de Copa del Rey. Sporting promoveerde in 2008 weer naar de Primera División waar het in het afgelopen seizoen 15e werd. De club speelt haar thuiswedstrijden in het El Molinón stadion waar plaats is voor iets minder dan 30.000 toeschouwers.

Gijón heeft ook veel voetballers voortgebracht, waaronder Eloy Olaya (aanvaller van o.a. Gijón en Valencia jaren '80/'90, 15 interlands en 4 goals), Javier Manjarín (aanvaller van o.a. Gijón en Deportivo La Coruña jaren '90, 18 interlands en 7 goals), Abelardo (verdediger van o.a. Gijón en Barcleona jaren '90/00, 54 interlands en 3 goals) en Luis Enrique (middenvelder van o.a. Gijón, Real Madrid en Barcelona jaren '90/00, 62 interlands en 12 goals). Abelardo en Manjarín werden in 1992 ook Olympisch kampioen met Spanje. De belangrijkste wielrenners uit de stad zijn José Manuel Uria (3x top 15 Vuelta jaren '90) en de actieve profs Daniel Navarro (Astana) en José Luis Rubiera (RadioShack).

Gijón was al 24x aankomstplaats in de Vuelta en is vandaag voor de 26e keer startplaats. Mariano Cañardo (1936), Delio Rodríguez Barros (1941, 1942, 1945 & 1947), Emilio Rodríguez Barros (1950), Jacques Anquetil (1963), Bernhard Hinault (1978) en Erik Zabel (2001) zijn de belangrijkste winnaars, terwijl Cees Priem (1976) en Adri Schipper (1978) een Nederlands tintje aan de erelijst geven. De laatste keer dat men hier kwam was in 2003, toen ging de ronde hier net als in 1960 (ploegentijdrit gewonnen door Faema) en 1978 (proloog gewonnen door Bernhard Hinault) van start. De ploegentijdrit werd gewonnen door ONCE-Eroski.



De Alto de Cotobello (ook wel als Coto Bello geschreven) is een berg in de gemeente Aller (Asturisch: Ayer) waar zo'n 13.000 mensen wonen. De gemeente is vernoemd naar de Aller rivier die hier ontspringt, de belangrijkste plaats is Cabañaquinta dat zo'n 30km ten zuidenoosten van Gijón ligt.


Alto de Cotobello

De gemeente was tot de 19e eeuw vrijwel onbewoond, maar hierna begon het snel te groeien dankzij de steenkoolmijnen en de spoorweg die werd aangelegd om het steenkool naar Gijón af te voeren. In de jaren '60 van de vorige eeuw waren de mijnen uitgeput en raakte de gemeente volledig in verval. Zo daalde het aantal inwoners van bijna 29.000 op haar hoogtepunt tot 13.000 nu. Nog steeds is het aantal inwoners dalende waarop de regering van Asturias dit gebied aanwees voor de bouw van een nieuw skioord: Fuentes de Invierno (Bron van de Winter) is op 1 april 2007 officieel geopend en de bouw kostte zo'n 17 miljoen euro. De Vuelta werd als ideale reclame voor het nieuwe skioord gezien en in 2008 kwam er dan ook een rit aan, gewonnen door Alberto Contador.


Rubiera op "zijn" berg

Het verhaal van de Cotobello is vergelijkbaar, het behoort tot het plaatsje Bello (300 inwoners) dat na de sluiting van de mijnen in crisis kwam en nu om het toerisme te promoten in de Vuelta is opgenomen, een skioord is er echter niet. Het is vooral populair bij wielertoeristen die de klim hebben omgedoopt in de "Cima Rubiera", dit namelijk ook de trainingsberg van José Luis Rubiera. "Chechu" is er echter niet bij omdat RadioShack niet is uitgenodigd voor deze Vuelta.




De eerste helft van de koninginnenrit is gemaakt voor de avonturiers die op jacht willen gaan naar bergpunten en een eventuele ritzege, de renners rijden in een lus om Oviedo heen over mooie Spaans vlakke wegen die enkel worden onderbroken door de Alto de la Cabruñana (375m hoog, 6.6km á 4.8%) van derde categorie.

Het begint pas echt na iets meer dan 90km als de lastigste klim van de dag opdoemt, de Puerto de San Lorenzo (1350m hoog, 10km á 8.5% gem. en 14% max.) van eerste categorie is een brute klim met lange stukken van ver boven de 10%, er zitten echter ook twee stukken vals plat of zelfs licht bergaf in die het gemiddelde naar beneden drukken. Het is de tweede keer dat men hier naar boven rijdt, David Arroyo pakte er in 2006 de bergpunten.



Na de afdaling rijden de renners zo'n 20km wat vals plat bergaf en weer bergop tot de voet van de Alto de la Cobertoria (1182m hoog, 8.1km á 8.5% gem. en 11.7% max.), eveneens van eerste categorie. De Cobertoria is de bekendste klim van de dag en wordt regelmatig opgenomen in dit soort Asturische etappes, in 2006 was hier zelfs een aankomst: Alexandre Vinokourov won de negende etappe met een voorsprong op Alejandro Valverde.

De Cobertoria is een stuk gelijkmatiger dan de San Lorenzo, de zwaarste stukken zijn wat minder steil, maar er zijn ook geen stukjes vals plat of bergaf, waardoor het gemiddelde stijgingspercentage nagenoeg gelijk is. De laatste kilometers zijn het lastigst en hier brak het in 2006 dan ook volledig open. Vandaag zijn er na de top echter nog 40km te rijden, dus of de favorieten hier al iets zullen proberen valt te betwijfelen.



Na de vrij gevaarlijke afdaling (10km á 8.7%) komen de renners in Lena, vanaf zouden ze naar het noorden kunnen gaan om de Cordal en de Angliru te nemen in wat dan een historisch zware bergrit zou zijn. De Vuelta is echter al zwaar zat en dus rijdt men door naar het oosten.

Na ongeveer 20km door de vallei van de Aller doemt de slotklim van de dag op, de Alto de Cotobello (1198m hoog, 10.1km á 8.2%) begint gelijk op haar steilst met een strook van 10% aan de voet en percentages rond de 9% in de eerste kilometers. Op het middenstuk wordt de klim wat onregelmatig en worden steile stukken van 8 á 9% afgewisseld met "makkelijke" stroken van 5 á 6%. De laatste kilometers worden steeds iets steiler, van 7% tot zelfs 9.5% in de laatste hectometers.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten