vrijdag 17 september 2010

Etappe 19: Piedrahita - Toledo (231.2km)

De langste etappe van de ronde brengt de renners van het “oude” Castilla naar het “nieuwe”, deze overgangsrit is gemaakt voor sprinters die de afstand en wat heuveltjes aan kunnen, maar het is ook de laatste kans voor de avonturiers met slechts een bergrit en de traditionele afsluitende sprintparade naar Madrid voor de boeg.

De startplaats Piedrahíta is een dorpje met 2.000 inwoners in de provincie Ávila (172k), het ligt zo'n 55km ten westen van de provinciale hoofdstad en 60km ten zuidoosten van Salamanca.


Piedrahita

Piedrahita is in 1189 gesticht als de hoofdstad van de heerlijkheid Valdecorneja (Vallei van de Corneja, een riviertje) dat in 1366 in handen kwam van de Álvarez de Toledo familie. Zij werden in 1429 ook heer van Alba de Tormes, deze heerlijkheid werd in 1438 een graafschap en in 1472 een hertogdom, waarna Piedrahita in 1485 zelf een graafschap werd. De bekendste hertog van Alba de Tormes (Nederlands: Hertog van Alva) was de derde: Fernando Álvarez de Toledo, geboren in Piedrahita, werd in 1567 als landvoogd van de Nederlanden aangesteld en was de grootste vijand van de Nederlandse opstand aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog.

Het bekendste monument van de stad is het "Palacio de los duques de Alba", een buitenverblijf van de latere hertogen. Het is tussen 1755 en 1766 gebouwd op de plaats waar de eerste hertogen hun kasteel hadden.


Palacio de los duques de Alba

De lokale economie draait voornamelijk op de veeteelt en een beetje toerisme. Het is een populaire plaats om te paragliden of hanggliden, in 2011 wordt hier het WK georganiseerd. Het is pas de eerste keer dat de Vuelta hier komt.

Er komen geen bekende wielrenners uit Piedrahita, maar Ávila is een belangrijke wielerprovincie. Zo komen o.a. Julio Jiménez Muñoz (2e Tour 1967, 4e Giro 1966, 5e Vuelta 1964, 3x bergkoning Tour & Vuelta, ritzeges: 4x Giro, 5x Tour en 3x Vuelta), Ángel Arroyo (2e Tour 1983, winnaar Vuelta 1982 maar door eens tijdstraf wegens dopinggebruik slechts 13e, 2 ritzeges in Tour en Vuelta) en José María Jiménez Sastre (Spaans kampioen 1979, 8e Tour 1979, Vuelta: 3e 1998, 5e 1999, 10 ritzeges, 4x bergkoning & puntenklassement) hier vandaan. De actieve profs uit de provincie zijn Jesús Hernández Blázquez (Astana), Joaquin Novoa (Cérvelo) en José Antonio de Segovia (Xacobeo). Carlos Sastre (Cérvelo) en Francisco Mancebo (Heraklion) zijn geboren in de regio Madrid, maar hier opgegroeid.


Castilla-La Mancha heeft 2.1 miljoen inwoners op een gebied iets groter dan de Benelux, het is hiermee respectievelijk 9e en 3e van Spanje, het is tevens de dunst bevolkte regio van het land met slechts 26 inw./km². De hoofdstad Toledo is met 82.000 inwoners de vierde stad van de regio, achter Guadalajara (83k), Talavera de la Reina (89k) en Albacete (170k). De regio bestaat uit vijf provincies: Toledo (690k), Ciudad Real (527k), Albacete (401k), Guadalajara (246k) en Cuenca (217k).


Molens van La Mancha

De regio is grotendeels gebaseerd op het grondgebied van het Taifa rijk Toledo dat in 1085 werd veroverd door Alfonso VI van León en Castilla, het koninkrijk zou formeel blijven bestaan tot 1691 waarna het werd verdeeld in de Castilliaanse provincies Toledo en La Mancha. De historische hoofdstad van La Mancha is Ciudad Real en het bestaat voor het grootste deel uit een zeer droge hoogvlakte waar de wind vrij spel heeft. De letterlijke vertaling van La Mancha in modern Spaans is "de vlek", maar de naam komt van Moorse "Al-Mansha" wat "droog land" betekent. La Mancha staat bekend om de typische molens en de roman "El ingenioso hidalgo Don Quijote de la Mancha" van Miguel de Cervantes over de wereldberoemde (fictieve) Don Quichot.

In 1833 werd het koninkrijk Castilla ontbonden en verdeeld in Castilla la Vieja ("oud Castillië") en Castilla la Nueva ("nieuw Castillië"). Castilla La Nueva omvatte ook Madrid dat de hoofdstad werd, bij laatste herindeling in 1983 werd Madrid echter een aparte autonome regio waarna het overgebleven gebied als Castilla-La Mancha achter bleef met Toledo als hoofdstad.


Federico Bahamontes en Luis Ocaña

De grootste wielrenners van Castilla-La Mancha zijn de eerste twee Spaanse Tourwinnaars Federico Bahamontes (Tour: 6x top 10, 3x podium, winnaar 1959, 7 ritzeges en 6x bergkoning, Giro: 1 ritzege en 1x bergkoning, Vuelta: 4x top 10, 2e 1957, 3 ritzeges en 2x bergkoning) en Luis Ocaña (Tour: winnaar 1973, 9 ritzeges, Vuelta: 7x top 10, 5x podium, winnaar 1970, 6 ritzeges en 1x bergkoning). De regio bracht verder o.a. Fernando Manzaneque (Tour: 6e 1961, 3 ritzeges, Vuelta: 6x top 10, 3e 1958, 2 ritzeges), José Luis Laguía (Spaans kampioen 1982, Vuelta: 5e 1982, 4 ritzeges en 5x bergkoning) en Felipe Yáñez (7e Vuelta 1979, 3 ritzeges & 1x bergkoning)
De actieve PT/PCT renners uit de regio zijn Sergio Pardilla (CarmioOro), José Vicente Toribio (Andalucía), Francisco José Pacheco (Caisse), Pedro Merino (Footon) en David Arroyo (Caisse), op een lager niveau rijden o.a. José Herrada (Caja Rural) en de deze week in de Vuelta a Colombia op doping betrapte Oscar Sevilla.



Toledo heeft 82.000 inwoners en is de hoofdstad van de gelijknamige provincie (690km), al is Talavera de la Reina (89k) groter. Het ligt zo'n 70km ten zuidwesten van Madrid aan de rivier de Tajo (Ned: Taag) en is gebouwd op een heuvel die boven de rivier uittorent.


Toledo

De stad is gesticht door de Iberische Carpetanen die in 192 v.C. verslagen werden door de Romeinen die het Toletum ("opstaan" of "stijgen") noemden. De Romeinen openden een aantal mijnen (koper, lood, ijzer) en legden wegen aan vanuit alle uithoeken van het schiereiland, waardoor Toletum de belangrijkste stad van centraal Hispania werd. Het werd in 418 echter veroverd door de Visigoten, dit Germaanse volk heerste vanuit hun hoofdstad Tolosa (Toulouse) over zuid Frankrijk en het Iberisch schiereiland. In 507 verloren zij Toulouse echter aan de Franken, die uiteindelijk het hele gebied ten noorden van de Pyreneeën zouden overnemen, de Visigoten trokken zich terug naar het Iberisch schiereiland en maakten van Toledo in 531 hun nieuwe hoofdstad.
Volgens de overlevering zou het bisdom Toledo al in de eerste eeuw zijn opgericht door de apostel Jakobus de Meerdere (Santiago el Mayor), de beschermheilige van Spanje wiens overblijfselen in het Galicische bedevaartsoord Santiago de Compostela zouden liggen.

In 711 begon de invasie van de Moren, de Visigoten waren geen partij en al in hetzelfde jaar verloren ze hun hoofdstad al verloren. De stad werd door de Moren "Tulaytulah" genoemd en werd het beste voorbeeld van "La Convivencia"; eeuwenlang konden moslims, joden en christenen hier relatief vreedzaam naast elkaar leven waardoor de stad een culturele bloeiperiode beleefde. In de 11e eeuw werd Tulaytulah één van de drie belangrijkste Taifa rijken, het zou in 1085 echter veroverd worden door koning Alfonso VI van Castilla, León, Portugal én Galicia (na zijn dood werd het weer opgedeeld). Hij boezemde de overgebleven Taifa rijken zoveel angst in dat zij de hulp inriepen van de Berberse Almoraviden, deze wisten de Reconquista (voorlopig) te stoppen om vervolgens zelf de Taifa's één voor één op te slokken. Toledo zou later Burgos vervangen als hoofdstad van Castilla.
De aartsbisschop van Toledo werd in 1088 door de paus benoemd tot primaat van Castilla (later Spanje), waardoor hij de leiders van de katholieke kerk in Spanje werd. Hij liet de "Catedral de Santa María de Toledo" (1227-1493) bouwen, één van de fraaiste gotische kathedralen van Spanje.


Catedral de Santa María de Toledo

In 1492, nadat "los Reyes Católicos" het laatste Moorse bolwerk Granada verslagen hadden, was Spanje in feite verenigd al bleven de kronen gescheiden met Toledo (afwisselend met Valladolid) als hoofdstad van Castilla en Zaragoza van Aragón. In 1516 werd hun kleinzoon Carlos I koning van beide rijken die hij verenigde in het nieuwe koninkrijk Spanje. Carlos behoorde via zijn vader Filips de Schone tot het huis van Habsburg en werd zo tevens keizer Karel V van het Heilige Roomse rijk en heer der Nederlanden. Carlos I en zijn zoon Felipe II verplaatsen hun hof regelmatig tussen Valladolid en Toledo, tot Madrid in 1561 hoofdstad werd. Toledo zou hierna nooit meer de machtige stad van weleer worden.

Één van de belangrijkste van de meer dan 100 nationale monumenten in het historische centrum (dat in zijn geheel een UNESCO werelderfgoed is) is het Alcázar de Toledo, deze staat op het hoogste punt van de stad waar vroeger het paleis van de Visigotische koningen stond. Het paleis werd afgebroken door de Moren die er een eigen kasteel bouwden, dat weer werd afgebroken na de verovering door koning Alfonso VI. Hij liet een nieuw paleis bouwen, dat in 1535 door Carlos I verbouwd werd tot het huidige Alcázar. In 1936, tijdens de Spaanse burgeroorlog, schuilden duizenden burgers in het oude paleis dat beschermd werd door de nationalistische kolonel José Moscardó. De republikeinen, ondanks een groot numeriek overwicht, slaagden er niet in het Alcázar te veroveren en ontvoerden hierop de zoon van Moscardó die voor het paleis werd doodgeschoten, omdat zijn vader zich niet wilde overgeven. Moscardó sprak als laatste woorden aan zijn 16-jarige zoon: "sterf als een held". Het werd een symbool voor de antirepublikeinse beweging.


Alcázar de Toledo

De economie van Toledo draait voor een belangrijk deel op de metaalbewerking, dankzij het feit dat er veel koper en vooral ijzer in de omgeving te winnen zijn. De wapenindustrie groeide enorm in de Castilliaanse periode en de zwaardsmeden uit Toledo werden algemeen erkend als de beste van Europa. In 1761, de ambachtelijke smeden waren inmiddels grotendeels verdwenen, werd een grote wapenfabriek gebouwd om de ingestorte economie te stimuleren, de fabriek zou het Spaanse leger tot in de jaren '80 bewapenen. Tegenwoordig is de technische faculteit van de Universiteit van Castilla-La Mancha gevestigd in de oude wapenfabriek.

De voetbalclub CD Toledo speelde nog nooit op het hoogste niveau en komt dit seizoen in de Tercera Divisíon (vierde niveau) uit, de stad heeft ook in de andere grote teamsporten geen ploeg op het hoogste niveau.

De bekendste "Toledanos" (buiten de talloze adellijke figuren) zijn o.a. ontdekkingsreiziger Lucas Vázquez de Ayllón (stichtte in 1526 San Miguel de Gualdape, de eerste Europese kolonie in wat nu de V.S. zijn), tennisser Feliciano López Diaz-Guerra (24e op de huidige ATP ranking) en de op Kreta geboren kunstenaar Domenikos Theotokopoulos (1541-1614), beter bekend als "El Greco". De Griek is één van de bekendste "Spaanse" kunstenaars en zijn werken hangen in roemruchte musea zoals het Prado in Madrid en Metropolitan Museum of Art in New York.

De belangrijkste wielrenner van Toledo is natuurlijk "de Adelaar van Toledo": Federico Martín Bahamontes, één van de beste klimmers aller tijden en de eerste Spanjaard die de Tour won. De inmiddels 82-jarige Bahamontes komt uit het dorpje Santo Domingo-Caudilla even ten noordwesten van de stad. Hij won in 1959 als eerste Spanjaard de Tour de France, werd ook eens tweede, derde en vierde, pakte hiernaast zeven ritzeges en maar liefst zes keer de bolletjestrui. Hij was ook in de Giro (1x bergkoning, 1 ritzege) en de Vuelta (2x bergkoning, 3 ritzeges) succesvol, maar is samen met Miguel Indurain de opvallendste ontbrekende naam op de erelijst van de Ronde van Spanje, Bahamontes bleef in 1954 steken op de tweede plaats achter Jesús Loroño.
Andere renners uit de stad zijn o.a. Ángel de las Heras (16e Vuelta 1981) en Nemesio Jiménez Garrido (ritwinnaar Vuelta 1969), uit de provincie komen o.a. Andrés Oliva (bergkoning Vuelta 1975, 1976 & 1978) en de actieve prof David Arroyo (Caisse d'Epargne) die eerder dit jaar tweede werd in de Giro.

Toledo was 5x startplaats en is pas voor de 8e keer aankomstplaats in de Vuelta. De Fransman Jean Stablinski (1958) won er als eerste en werd opgevolgd door o.a. Rik van Looy (1959), Paolo Bettini (2008) en vorig jaar David Millar die de laatste tijdrit won.




Het venijn van deze lange etappe zit hem in de start en de staart, de eerste zes kilometer lopen al aan 2.7% bergop en brengen de renners naar de voet van de Puerto de Chía (1670m hoog, 8km á 5.5%) van tweede categorie. Na de top daalt men via twee plateaus af tot een hoogte van ongeveer 700 meter. In de afdaling van het tweede plateau ligt er nog een tussensprint in El Barraco: het dorp van Ángel Arroyo, José María Jiménez, Carlos Sastre en de wielerschool van zijn vader Victor.

Na 92.7km wordt de provincie Ávila geruild voor de provincie Madrid, maar 12km later rijden de renners al de provincie Toledo binnen. De rest van de etappe is "Spaans vlak" met in de laatste kilometers nog een kort klimmetje (lengte en stijgingspercentage onbekend) en een strook van 400 meter á 6.5% tot op 200m van de streep.

In 2008 reed men dezelfde finale en won Paolo Bettini de sprint voor Gilbert, Valverde, Freire, Bennati en Rebellin. Het is dus alles behalve zeker dat Cavendish hier weer gaat winnen, als er al geen groep vluchters weg blijft. De etappe is door haar lengte ook een mooie dag voor de WK-gangers om zich eens te testen.

1 opmerking:

  1. Pff mooie voorbeschouwing hoor, je doet dit allemaal zelf ?

    BeantwoordenVerwijderen