vrijdag 6 mei 2011

Etappe 1: Venaria Reale - Torino (19.3km)

Italië viert dit jaar haar 150-jarig bestaan en voor deze gelegenheid start de nationale wielerronde met een ploegentijdrit tussen het koninklijk paleis van Venaria Reale en Torino, de eerste hoofdstad van het land dat in 1861 verenigd werd als koninkrijk onder de Savoyes.

Venaria Reale is een aan het noordwesten van Torino vastgegroeid stadje met zo'n 35.000 inwoners. Het ligt aan de rivieren Ceronda en Stura di Lanzo die hier samenkomen en ten oosten van de stad in de Po uitmonden.


Reggia di Venaria Reale

Venaria heette oorspronkelijk Altessano en was niet veel meer dan een onbeduidend dorpje tot de Savoyes in de 16e eeuw het omringende bos gingen gebruiken als jachtgebied. Het kreeg in deze periode dan ook de huidige naam dat vrij vertaald zoiets als "koninklijk jachtgebied" betekent. Hertog Carlo Emanuele II gaf in 1658 opdracht voor de bouw van Venaria's bekendste monument: het "Reggia di Venaria Reale" is de grootste van de vijftien voormalige residenties van het huis van Savoye in en rond Torino die samen op de UNESCO Werelderfgoedlijst staan. De bouw werd in 1679, vier jaar na de dood van Carlo Emanuele II, voltooid.

De gemeente omvat ook het "Parco regionale La Mandria", een natuurgebied van meer dan 3.000 ha volledig afgesloten van de buitenwereld door een 35km lange 19e eeuwse muur. Het was oorspronkelijk een landgoed van de Savoyes rondom het uit 1860 stammende "Borgo Castello de La Mandria", eveneens één van de vijftien residenties op de Werelderfgoedlijst.


Borgo Castello de La Mandria

Het stadje is sinds de jaren '30 flink gegroeid door de opkomst van de industrie, met name het chemische bedrijf SNIA dat hier een grote fabriek bouwde zorgde voor veel werkgelegenheid. De SNIA fabriek werd in de jaren '80 echter gesloten en de lokale economie draait nu vooral op het toerisme.
Het is pas de eerste keer dat de Giro in deze stad komt en er komen ook geen bekende wielrenners vandaan.


Torino (Ned: Turijn) is met ongeveer 910.000 inwoners de vierde stad van Italië, de agglomeratie telt 1.7 miljoen zielen en in de provincie wonen 2.3 miljoen mensen. Het is de hoofdstad van de regio Piemonte (Ned: Piëmont) dat met 4.5 miljoen inwoners de zesde regio van Italië is, qua oppervlakte (ongeveer 0.6x Nederland) is het na Sicilia de grootste regio van het land.


Torino en de Mole Antonelliana

Na Torino zijn Novara (105k), Alessandria (95k) en Asti (77k) de grootste steden van Piemonte, dat verder verdeeld is in acht provincies: Torino (2.3m), Cuneo (591k), Alessandria (438k), Novara (371k), Asti (220k), Biella (187k), Vercelli (180k) en Verbano-Cusio-Ossola (163k). Het westen en noorden wordt gedomineerd door de Alpen die een natuurlijke grens vormen met Frankrijk en Zwitserland, de hoogste berg is de Monte Rosa (4.624m) in het noorden op de grens met Zwitserland. De Po, de langste en belangrijkste rivier van Italië, ontspringt in de Alpen ten zuidwesten van Torino en stroomt ook langs de hoofdstad.

De streek rondom Torino werd voor de komst van de Romeinen bewoond door de Ligurische stam de Taurini, in 58 v.C. stichtte Julius Ceasar de naar hen vernoemde stad Castra Taurinorum die na zijn dood omgedoopt werd in Julia Taurinorum. Het kreeg in 28 v.C. stadsrechten van keizer Augustus die het Julia Augusta Taurinorum noemde. Het was een echter niet zo'n hele belangrijke stad voor de Romeinen van wie ook weinig overgebleven is behalve de Porta Palatina, één van de vier oude stadspoorten.


Porta Palatina en standbeeld van Julius Caesar

De stad viel in 493 in de handen van de Goten en vanaf 569 de Longobarden die er een hertogdom installeerden. Nadat de Franken de macht overnamen van de Longobarden werd in 773 het graafschap Torino gesticht dat in 940 een markizaat werd. Het was één van de vele kleine graafschappen en markizaten in de regio in die tijd. In 1003 werd aan de andere kant van de Alpen het graafschap Savoye gesticht, het huis van Savoye zou in de eeuwen hierna langzaam maar zeker veel van de buren annexeren door veroveringen en huwelijkspolitiek. Torino was in 1046 één van de eersten en zou uitgroeien tot de belangrijkste stad in het "Italiaanse" deel dat na verloop van tijd Piemonte genoemd werd, wat zoiets als "aan de voet van de bergen" betekent.

Torino werd in de 15e eeuw steeds belangrijker vanwege de handel met de rijke Italiaanse stadstaten. Het kreeg in 1404 een universiteit en van 1491 tot 1498 werd de Cattedrale di San Giovanni Battista (of simpelweg Duomo di Torino) gebouwd. De kathedraal is wereldberoemd vanwege de Lijkwade van Turijn die hier geborgen is. Het zou volgens de overlevering het kleed zijn waarin Jezus Christus werd begraven. Het gebouw zelf is één van de Turijnse hoogtepunten uit de Renaissance.


Duomo di Torino

Savoye was inmiddels in 1416 een hertogdom geworden en in 1563 werd de hoofdstad verplaatst van Chambéry (tegenwoordig Frans) naar het veel belangrijker geworden Torino. In 1706 werd de stad tijdens de Spaanse successieoorlog 117 dagen belegerd door Frankrijk, de Fransen slaagden er echter niet in om Torino te veroveren. In 1713 werd de Vrede van Utrecht getekend waarin bepaald werd dat hertog Vittorio Amedeo II koning van Sicilia (Sicilië) zou worden, hij ruilde dit eiland in 1720 na de Vrede van Den Haag met Oostenrijk voor Sardegna (Sardinië). Piemonte en Savoye werden in het koninkrijk Sardegna opgenomen al werd Torino de hoofdstad en was Piemonte veel belangrijker dan het daadwerkelijke eiland Sardegna.

Torino staat qua architectuur vooral bekend om de vele in de 17e en 18e eeuwse gebouwen opgetrokken in de Barok stijl waar de Savoyes grote aanhangers van waren. De beroemde architecten Guarino Guarini, Filippo Juvarra en Bernardo Vittone bouwden talloze monumenten waaronder enkele paleizen die op de UNESCO Werelderfgoedlijst staan en diverse kerken waaronder de Basilica di Superga (1717-1731) bovenop de 669 meter hoge Colle di Superga (ook bekend van de wielerkoers Milano-Torino en de vliegramp in 1949 waarbij o.a. het voetbalelftal van Torino omkwam) even buiten de stad, hier hebben ook veel Savoyes hun laatste rustplaats gevonden.


Basilica di Superga

Het noorden van Italië was tijdens de Napoleontische oorlogen inzet tussen een strijd tussen Frankrijk en Oostenrijk, warbij de verzwakte Italiaanse staten al snel hun onafhankelijkheid verloren of zelfs geannexeerd werden. In het Congres van Wenen (1814) besloot men Sardegna weer in ere te herstellen en zelfs te versterken met de voormalige Ligurische Republiek. Het was de enige overgebleven onafhankelijke Italiaanse staat, de rest was in Oostenrijkse/Spaanse/Pauselijke handen. Sardegna (Piemonte) werd dan ook de drijvende kracht achter de "Risorgimento", het streven naar een verenigd en onafhankelijk Italië. Na twee mislukte oorlogen en vele opstanden verkreeg men in 1859 de steun van Frankrijk in de strijd tegen Oostenrijk dat bij de Slag bij Solferino verslagen werd; naar schatting 235.000 á 300.000 man vochten op het slagveld waarvan er zo'n 40.000 sneuvelden. Oostenrijk stond Lombardia af aan Frankrijk, dat het weer aan Sardegna (Piemonte) gaf in ruil voor de graafschappen Nizza (Nice) en Savoye, die sindsdien Frans zijn.

Het ging hierna hard met de "Risorgimento" en al snel was vrijwel heel Italië met uitzondering van een paar gebieden in het noordoosten en de Kerkelijke staat veroverd. Op 17 maart 1861 werd het koninkrijk Italië gesticht met Vittorio Emanuele II van Savoye als koning en Torino als hoofdstad, deze werd in 1864 wel verplaatst naar Firenze en later naar Roma. In 1946 werd Italië een republiek en verloor het huis van Savoye na ruim negen eeuwen haar macht, het was het langst regerende vorstenhuis van Europa. In 1948 splitste het noordwesten van Piemonte zich af om de autonome regio Valle d'Aosta te vormen.

In 1863 werd begonnen met de bouw van Torino's grootste monument, de 167 meter hoge Mole Antonelliana vernoemd naar de architect Alessandro Antonelli. Het was oorspronkelijk bedoeld als een Joodse synagoge, maar heeft deze functie nooit vervuld en werd het Museum van de Risorgimento, tegenwoordig is het Nationaal Filmmuseum. Andere belangrijke musea in Torino zijn het Museo Egizio (het grootste Egyptische museum ter wereld buiten Egypte) en het Palazzo Reale, de 17e eeuwse residentie van de Savoiaanse hertogen en koningen werd na de afschaffing van de monarchie omgevormd tot een museum gewijd aan de geschiedenis van de voormalige koninklijke familie.


Palazzo Reale

Torino zou zich na het verliezen van de status als hoofdstad ontwikkelen tot industriestad met als belangrijkste bedrijf de in 1899 door de familie Agnelli opgericht autofabrikant FIAT. Honderdduizenden Italianen uit de Mezzogiorno, het economisch achtergebleven zuiden, trokken naar Torino en omstreken om hier te komen werken waardoor de stad in 1971 zelfs 1.2 miljoen inwoners had. Sindsdien nam het inwonertal door het verdwijnen van veel industrie en suburbanisatie weer af tot 865.000 in 2001, sindsdien is Torino weer voorzichtig aan het groeien.

De stad heeft twee grote universiteiten, de Università degli Studi di Torino is in 1404 gesticht en heeft een kleine 60.000 studenten en aan de Politecnico (Technische Universiteit) uit 1859 studeren zo'n 25.000 mensen. Torino heeft ook een internationale luchthaven, het Aeroporto di Torino-Caselle vervoerde vorig jaar zo'n 3.5 miljoen passagiers waarmee het de elfde luchthaven van Italië was.

Torino bracht in het verleden behalve vele Savoyes (koninklijke familie) en Agnelli's (FIAT familie) veel belangrijke of bekende mensen voort zoals o.a. de 18e eeuwse natuur- en scheikundige Amedeo Avogadro (1776-1856) en wiskundige Giuseppe Lodovico Lagrangia, acteur Raffaele Vallone (speelde o.a. in El Cid, (de originele) The Italian Job en The Godfather III als kardinaal/vermoorde Paus), bioloog Salvador Luria (winnaar Nobelprijs voor Geneeskunde 1969 voor onderzoek naar bacteriofagen) en de politici Camillo Benso (schrijver grondwet en eerste premier van Italië in 1861), Giuseppe Saragat (president 1964-1971) en Palmiro Togliatti (leider van de communistische partij na WOII op wie in 1948 een mislukte moordaanslag werd gepleegd waarna volgens de overlevering Gino Bartali met zijn Tourzege de rust in het thuisland bewaarde).

Bekende levende "Torinesi" zijn o.a. de 102-jarige neurologe Rita Levi-Montalcini (winnaar Nobelprijs voor Geneeskunde 1986 voor onderzoek naar groeifactoren en als lid van de Senaat de oudste actieve politica ter wereld), zanger Umberto Tozzi (scoorde in 1976-1977 een megahit met "Ti Amo" dat 7 maanden op 1 stond in Italië), politicus Giuliano Amato (premier 1992-1993 en 2000-2001), zangeres Carla Bruni (vrouw van de Franse president Nicolas Sarkozy), DJ Gigi D'Agostino (begin deze eeuw succesvol met o.a. L'Amour Toujours) en de dance-groep Eiffel 65 (scoorde in 1999 een hit met Blue [Da Ba Dee]).


De Ponte Vittorio Emanuele I (1810-1813) over de Po

Torino is op sportgebied natuurlijk vooral bekend om haar grootste voetbalclub Juventus. De in 1897 opgerichte "Oude Dame" is de succesvolste club van het Italiaanse voetbal met een recordaantal van 27 "Scudetti" (laatste in 2003) en 9x de Coppa Italia (laatste in 1995). In Europa won het "slechts" twee keer de EC1/CL (1985 & 1996) al was het vijf keer verliezend finalist en pakte het na beide Europese titels ook de Wereldbeker. Juve won verder de EC II (1984) en 3x de UEFA Cup (1977, 1990, 1993) waarmee het naast Ajax en Bayern München de enige club is die de drie belangrijkste Europese bekers in de prijzenkast heeft staan. Juventus staat momenteel slechts 7e in de Serie A.
De tweede voetbalclub van de stad is het in 1906 opgerichte Torino F.C. dat ook een rijke historie heeft, deze kreeg echter een zwarte bladzijde op 4 mei 1949 bij de vliegramp op de Colle di Superga waarbij 31 mensen omkwamen, waaronder 18 spelers van "Il Grande Torino". Torino domineerde in de jaren daarvoor het Italiaanse voetbal met zes landstitels en twee bekers en zou ondanks nog één titel (1976) en drie bekers (1968, 1971 en 1993) nooit meer zo groot als weleer worden, wel werd in 1992 de UEFA Cup finale bereikt die men verloor van Ajax. Het speelt tegenwoordig in de Serie B waar het momenteel zesde staat.
De beide clubs speelden tot 2006 hun thuiswedstrijden in het Stadio delle Alpi dat een capaciteit van ruim 69.000 toeschouwers had, dit stadion is in 2006 echter afgebroken om plaats te maken voor een nieuw modern stadion waar 41.000 mensen in kunnen. De afgelopen jaren speelden ze in het Stadio Olimpico, waar 28.000 mensen in passen. Torino zal hier blijven, het is de bedoeling dat Juventus volgend seizoen naar de nieuwe Juventus Arena verhuist.


De Juventus Arena is bijna klaar

De volleybalclub Pallavolo Torino werd 4x Italiaans kampioen (1979, 1980, 1981, 1984), won de EC1 in 1980 en EC2 in 1984, maar is de laatste jaren ver afgezakt en speelt tegenwoordig in de Serie C. In 2006 organiseerde Torino de Olympische Winterspelen en het is ook de aankomstplaats van de oudste wielerklassieker van Italië: Milano-Torino (voor het eerst in 1876 gereden, maar niet gereden sinds 2007 toen Danilo di Luca won).

Bekende sporters uit Torino zijn o.a. F1 piloot Giuseppe Farina (vijf GP's gewonnen en in 1950 de eerste wereldkampioen in de F1), hardloper Livio Berruti (goud OS 1960 200m sprint) en vele voetballers waaronder Vittorio Pozzo (als bondscoach wereldkampioen 1934 en 1938 en Olympisch kampioen 1936), Gianpiero Combi (47 caps, keeper Juventus 1921-34 en wereldkampioen 1934), Sandro Mazzola (70 caps-22 goals, aanvaller Inter 1960-77 en Europees kampioen 1968) en Roberto Bettega (42 caps-19 goals, spits Juventus '69-83 en huidige vicevoorzitter).

Piemonte is traditioneel één van de belangrijkste wielerregio’s van Italië en bracht na Lombardia de meeste Girowinnaars voort, acht renners die bij elkaar achttien keer wonnen: de eerste "Campionissimo" Costante Girardengo (1919, 1923), Giovanni Brunero (1921, 1922, 1924), Luigi Marchisio (1930), Francesco Camusso (1931), Giovanni Valetti (1938, 1939), de laatste "Campionissimo" Fausto Coppi (1940, 1947, 1949, 1952, 1953), Franco Balmamion (1962, 1963) en Giuseppe Saronni (1979, 1983). Coppi won uiteraard ook twee keer de Tour (1949, 1952) en werd in 1953 wereldkampioen. Angelo Conterno schreef in 1956 de Vuelta op zijn naam en Giuseppe Saronni mocht in 1982 de regenboogtrui om zijn schouders hangen. Verder wonnen renners uit Piemonte o.a. 13x Milano-Sanremo, 2x Paris-Roubaix en 19x de Giro di Lombardia.


Piemonte's Campionissimi: Costante Girardengo (l) en Fausto Coppi (r)

De grootste wielrenners uit de hoofdstad zijn naast de al genoemde Angelo Conterno (Vuelta: 1e 1956 + 1 ritzege. Giro: 5e 1953, 10e 1954 + 3 ritzeges. Zürich 1959): Nino Defilippis (Giro: 3e 1962, 10e 1961 + 8 ritzeges. Tour: 5e 1956, 7e 1957 + 7 ritzeges. Vuelta: 2 ritzeges) en Italo Zilioli (Giro: 2e 1964, 1965 & 1966, 3e 1969, 4e 1968, 5e 1970 + 5 ritzeges. Tour: ritzege 1970. Zürich 1966, Tirreno 1971). Verder komen o.a. Leopoldo Torricelli (Giro: 6e 1913 + 1 ritzege. Lombardia 1916), Angelo Gremo (Giro: 2e 1920, + nog 4x top 10 + 1 ritzege. MSR 1919), Federico Gay (Giro: 2e 1923, 4e 1923, 6e 1921 + 4 ritzeges. Tour: 10e 1925 + 1 ritzege), Antonio Folco (Giro: ritzege 1935), Angelo Varetto (MSR 1936), Enrico Mollo (Giro: 2e 1940, 3e 1937, 9e 1936. Lombardia 1935) en Franco Bodrero (Giro: ritzege 1968) uit Torino.
In het huidige profpeloton rijden twee renners uit Torino rond: het talent Fabio Felline (Geox) en Italiaans kampioen Giovanni Visconti (Farnese Vini), Visconti groeide echter op als Siciliaan. De enige andere actieve prof uit Piemonte is Felline's ploegmaat Giampaolo Cheula die net als Visconti ook mee doet in deze Giro.

Het is al de 39e keer dat er een rit aankomt in Torino, enkel Milano, Roma en Napoli mochten vaker de Giro verwelkomen. In de eerste Giro (1909) was er een rit naar Torino gewonnen door de uiteindelijke eindwinnaar Luigi Ganna en in 1982 eindigde de ronde zelfs in deze stad met een afsluitende tijdrit gewonnen door Bernhard Hinault die daarmee ook de eindzege veilig stelde. Verder staan o.a. de Fransman Lucien "Petit-Breton" Mazan (1911), Costante Girardengo (1919 & 1923), Gaetano Belloni (1921), Alfredo Binda (1927 & 1928), Learco Guerra (1933), de Belg Rik van Steenbergen (1951), Giuseppe Saronni (1980) en als laatste Ivan Basso (2005) op de erelijst. De enige Nederlandse overwinning staat op naam van Wout Wagtmans (1954).
Torino was ook 43x startplaats van een etappe (derde achter Roma en Milano). Precies vijftig jaar geleden ging bij het 100-jarig bestaan van Italië de ronde hier van start met een door de Spanjaard Miguel Poblet gewonnen rit van en naar de eerste hoofdstad, de Spanjaard Miguel Poblet won. De laatste keer dat men hier kwam was in 2009 toen Mark Cavendish de rit naar Arenzano op zijn naam schreef.




De ploegentijdrit start bij het koninklijk paleis in Venaria Reale, na een kleine 4 kilometer rijdt men Torino binnen bij het nieuwe stadion van Juventus. In de stad wordt na 9.1km een tussentijd opgenomen, vervolgens loopt de weg anderhalve kilometer vals plat omhoog (1.2%) en met een paar bochten en de laatste 220 meter "bergop" aan 2.3% wordt na 19.3km de finish bereikt op het Piazza Vittorio Veneto aan de westoever van de Po.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten