De voorlaatste bergetappe in deze zware Ronde van Italië is er weer één met aankomst bergop, het is echter niet zo'n zware slotklim en de voorlaatste klim ligt ver van de finish. Het lijkt dus weer een extra kans voor vluchters die goed bergop kunnen rijden, terwijl de klassementsrenners vooral met de rit van morgen over de Colle delle Finestre in hun hoofd zitten.
Bergamo heeft ongeveer 129.000 inwoners en is de hoofdstad van de gelijknamige Lombardische provincie waar 1.1 miljoen Bergamaschi wonen. Het ligt aan de rivier de Morla aan de rand van de Po-vlakte en de uitlopers van de Alpen, zo'n 45km ten noordoosten van Milano. De stad bestaat uit een hoog (Città alta) en laag (Città bassa) deel, de Città alta is de middeleeuwse stad en ligt op een heuvel omringd door de Venetiaanse stadsmuren terwijl de moderne uitbreidingen aan de voet van deze heuvel zijn gebouwd en met o.a. een kabeltrein zijn verbonden met het historische centrum.
Bergamo
De stad is waarschijnlijk gesticht door een Ligurische stam onder de naam Barra, maar werd ongeveer 550 v.C. veroverd door de Gallische Cenomani. Zij werden in de 3e eeuw v.C. verslagen door de Romeinen die de stad Berganum noemden, Berganum kreeg in 49 v.C. stadsrechten van Julius Caesar en werd goed verdedigd tegen invallers uit de bergen die richting het belangrijke Mediolanum (Milano) wilden trekken. Dit kon echter niet verhinderen dat de stad in de 5e eeuw verwoest werd door de Goten en Atilla de Hun. Het viel in 569 in handen van de Germaanse Longobarden die van Bergamo de hoofdstad van een hertogdom binnen hun koninkrijk maakten, zij noemden de stad Bèrghem wat zoiets als berghuis betekent nog steeds de naam van Bergamo is in het Bergamaskische dialect dat nog veel Germaanse invloeden heeft.
Bergamo werd in 774 veroverd door Karel de Grote waarna het binnen het Frankische en later Heilige Roomse Rijk zou worden, eerst ondergeschikt aan de heren van Verona en later Milano, maar vanaf 919 werd het zelf de hoofdstad van een graafschap onder het Huis van Gisalbertini. Zij bleven tot 1093 aan de macht, waarna Bergamo een vrije stadstaat werd en in 1167 één van de stichters van de Lombardische Liga tegen de keizer was. De stad werd in de late 12e en 13e eeuw echter verscheurd door de strijd tussen de Guelfi (pausgezinden) en Ghibellini (keizergezinden), die in Bergamo respectievelijk de Rivoli en Suardi heetten naar de belangrijkste families die deze stromingen vertegenwoordigden. De bloederige burgeroorlogen leidden tot allerlei allianties met periodes waarin andere steden zoals Milano, Brescia en Verona veel invloed hadden en de stad in 1331 zelfs korte tijd in handen viel van de koning van Bohemen en Polen.
Venetiaanse stadsmuren
In 1428 werd de stad veroverd door de Venetiaanse Republiek die de oude stad na Franse en Spaanse aanvallen in 1561 omringden met ruim 4km aan muren die nu nog steeds overeind staan. De Venetianen herstelden de rust in Bergamo en bleven op wat korte periodes na aan de macht tot het in 1796 werd veroverd door de Fransen die de Republiek Bergamo stichtten. Bergamo werd een jaar later opgenomen in de Cisalpijnse Republiek en kwam na de Franse periode in 1814 met de rest van de voormalige Venetiaanse Repubiek toe aan Oostenrijk. Het was tijdens de Risorgimento één van de opstandigste steden en toen Giuseppe Garibaldi hier in 1859 kwam sloten honderden vrijwilligers zich aan bij zijn leger, waardoor Bergamo ook wel de "Città dei Mille" wordt genoemd.
Het centrale plein van de stad is de Piazza Vecchia, waaraan de Duomo di Bergamo (1638) en de Basilica di Santa Maria Maggiore (1137) liggen. De Santa Maria Maggiore kerk staat al sinds de Middeleeuwen bekend om het bijhorende conservatorium waar talloze bekende componisten hebben gewerkt en zijn opgeleid. De bekendste zijn de Bergamask Gaetano Donizetti (1797-1848) en de Duitser Simone Mayr (1763-1845), voor wie monumenten zijn opgericht naast de kerk.
Basilica di Santa Maria Maggiore
De lokale economie van Bergamo is zeer divers met veel industrie en diensten, de bekendste bedrijven zijn Italcementi (5e grootste cementproducent ter wereld), de UBI Banca (5e bank van Italië) en Gewiss (elektrotechniek, oud-sponsor van een grote wielerploeg). De Università degli Studi di Bergamo werd in 1968 gesticht en heeft zo'n 15.000 studenten. Het Aeroporto di Bergamo-Orio al Serio is met 7.7 miljoen vervoerde passagiers in 2010 de vierde luchthaven van Italië.
De voetbalclub Atalanta Bergamasca Calcio is in 1907 opgericht, won in 1963 de Coppa Italia, speelde 53 seizoenen op het hoogste niveau en speelt zondag om het kampioenschap in de Serie B. Atalanta speelt haar thuiswedstrijden in het Atleti Azzurri d'Italia stadion waar zo'n 25.000 mensen in passen. Het stadion wordt ook gebruikt door AlbinoLeffe, een fusieclub die in 1998 ontstond uit de clubs van de stadjes Albino en Leffe. AlbinoLeffe heeft geen eigen stadion geschikt voor profvoetbal en strijdt tegen degrdatie uit de Serie B.
Foppapedretti Bergamo is één van de succesvolste clubs in het Europese damesvolleybal, het werd sinds 1996 7x Italiaans kampioen (2006 voor het laatst) en won net zo vaak de Champions League (2010 voor het laatst). De heren van Olimpia Pallavolo Bergamo wonnen geen kampioenschappen en spelen in de Serie B1 (derde niveau).
Bekende "Bergamaschi" zijn o.a. 18e eeuwse componist/violist Pietro Antonio Locatelli (woonde en stierf in Amsterdam), operacomponisten Giovanni Legrenzi (17e eeuw) en Gaetano Donizetti (19e eeuw) en in de vorige/deze eeuw Angelo Roncalli (Paus Johannes XXIII 1958-1963), beeldhouwer Giacomo Manzù, acteur Giulio Bosetti en regisseur Ermanno Olmi (vooral bekend van Italiaanse films), politici Mirko Tremaglia (Minister van Italianen in de Wereld 2001-2006), Roberto Calderoli (Minister van Vereenvoudiging 2008-nu) en Pia Locatelli (presidente van de Partito Socialista Italiano) en voetballers Roberto Donadoni (63 caps, 5 goals - middenvelder van o.a. Milan jaren '80-90, bondscoach 2006-2008 en nu Cagliari) en Ivan Pelizzoli (2 caps, keeper van o.a. Roma en nu Cagliari).
De provincie behoort tot de belangrijkste wielerstreken van Italië met veel koersen en renners die hier vandaan komen. De stad was van 1995 tot 2003 de aankomstplaats van de Giro di Lombardia, de traditionele slotrit van de Settimana Ciclista Lombarda (rittenkoers die normaal in april, maar dit jaar in augustus/september gereden wordt) gaat naar Bergamo en de stad organiseerde al diverse keren het Italiaans kampioenschap wielrennen, voor het laatst in 2008 toen Filippo Simeoni kampioen werd.
Bekende wielrenners uit de stad zijn Girowinnaar Antonio Pesenti (Giro: 1e 1932, 5e 1930, 7e 1931 + 3 ritzeges. Tour: 3e 1931, 4e 1932 + 1 ritzege) en verder o.a. Gianni Marcarini (GP Plouay 1970), Claudio Corti (Giro: 5e 1986. WK amateurs 1977, Italiaans kampioen 1985 & 1986), Flavio Giupponi (Giro: 2e 1989, 4e 1988, 5e 1987 + 1 ritzege), Giovanni Fidanza (ritzege Tour 1989 & Giro 1990), Luca Gelfi (2 ritzeges Giro 1990), Rossano Brasi (Hamburg 1996, WK 100km ploegentijdrit 1993) en Eddy Mazzoleni (Giro: 3e 2007 & 10e 2003). De actieve profs Marco Corti (Geox), Alessandro Bazzana (Team Type 1) en Alessandro Vanotti (Liquigas) komen hier ook vandaan, evenals de oud-ploegleider Gianluigi Stanga (o.a. Polti, Domina Vacanze, Milram).
De provincie bracht verder veel te veel goede renners voort om op te noemen, de belangrijkste zijn de Girowinnaars Felice Gimondi (1967, 1969, 1976), Ivan Gotti (1997, 1999) en Paolo Savoldelli (2002, 2005). Gimondi is uiteraard de grootste van de drie en won verder ook o.a. Tour (1965), Vuelta (1968), WK (1973), Milano-Sanremo (1974), Paris-Roubaix (1966) en Giro di Lombardia (1966, 1973).
Bergamo was slechts zeven keer aankomstplaats in de Giro. Vincenzo Borgarello (1912), Diego Marabelli (1938), Oreste Conte (1952), Felice Gimondi (1976), Giuseppe Saronni (1983), Stefano Garzelli (2007) en Kanstantsin Sivtsov (2009) hebben hier een etappe gewonnen. Het is vandaag de vijfde keer dat er een rit op gang wordt geschoten, de laatste keer was in 1988 voor een door Tony Rominger gewonnen etappe naar Chiesa in Valmalenco.
Macugnaga en de Monte Rosa
Macugnaga is een bergdorpje met iets meer dan 600 inwoners in de provincie Verbano-Cusio-Ossola (163k) en Piemonte (4.5m), de regio waar deze Giro drie weken geleden begon. Het ligt op de flanken van de 4.634m hoge Monte Rosa (Dufourspitze), de hoogste berg van Zwitserland en Piemonte en na de Mont Blanc (4.810m) de hoogste van Italië en de Alpen. Macugnaga zelf ligt 1.327m boven de zeespiegel en hemelsbreed 3km van de Zwitserse grens.
Het plaatsje bestaat uit een paar dorpjes die in de tweede helft van de 13e eeuw zijn gesticht door Zwitserse herders en boeren uit de Saas vallei in het huidige kanton Wallis. Het Walserdeutsch dialect uit die streek wordt ook hier nog steeds gesproken, Macugnaga heet in dit dialect Z'Makana. Het was eeuwenlang een onbeduidend plaatsje waar de herders en boeren in alle rust leefden en hun taal en cultuur in stand hielden.
In de 18e eeuw werd er goud in de bergen gevonden en werden honderden kilometers aan mijnschachten gegraven om het goud te delven, de laatste mijn werd in 1961 gesloten waarna honderden mensen weer weg trokken. Sindsdien is er een skioord met de pistes van de Monte Moro (een andere top in het Monte Rosa massief) waardoor het toerisme de belangrijkste economische factor werd.
Skipistes
Macugnaga is echter vooral bekend bij klimmers, het is gebouwd tegen de indrukwekkende oostwand van het Monte Rosa massief. De beklimming van deze 2.600m hoge muur is één van de grootste uitdagingen voor klimmers in Europa.
Het is de eerste keer dat de Giro hier komt en Macugnaga heeft geen bekende wielrenners voortgebracht, uit de provincie Verbano-Cusio-Ossola komen o.a. de tot Fransman genaturaliseerde Dante Gianello (10e + ritzege Tour 1938) en de in deze Giro aanwezige Giampaolo Cheula (Geox).
De renners passeren vandaag maar liefst tien provinciale grenzen en rijden achtereenvolgens door Bergamo, Milano, Monza e Brianza, Milano, Varese, Milano, Varese (Lombardia), Novara, Verbano-Cusio-Ossola, Novara en nogmaals Verbano-Cusio-Ossola (Piemonte). Men passeert na 71.9km Gallarate, de geboorteplaats van Ivan Basso, en Giampaolo Cheula rijdt vandaag na 173.8km door "zijn" Premosello.
Het Lombardische deel langs het noorden van Milano is zo goed als vlak, het begint na 103.2km langzaam te klimmen richting de voet van het zwaarste obstakel van de dagl de Mottarone (1341m|13.8km|6.2% gem. en 14% max.) van eerste categorie waar in 2001 Gilberto Simoni aan een indrukwekkende solo begon. Deze klim is vooral in de laatste 3.3km steil met een gemiddeld stijgingspercentage van 9.5% en een stuk van 14%. De top ligt op ruim 70km van de streep en de afdaling is met 7.8% over 8.3km een stuk steiler dan de klim, het wordt echter gevolgd door vlak stuk richting de slotklim waardoor een aanval vanaf de Mottarone weinig kans van slagen lijkt te hebben.
De Macugnaga (1360m|28.2km|3.9% gem. en 12% max.) is volgens de officiële cijfers een erg lange beklimming, maar waar een vals platte aanloop bij de meeste bergen in deze Giro niet werd meegerekend wordt dit nu juist wel gedaan. De eerste 2km van 9.4km zijn weliswaar erg steil, maar hierna volgt dus een lang stuk van zo'n 16km vals plat met tussendoor zelfs een korte afdaling. De daadwerkelijke slotklim is met 10.2km á 5.9% een zogenaamde loper, een groot duel tussen de groten hoeven we hier dus niet te verwachten, het zal vandaag vooral om de ritzege gaan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten